Beste opa,


Mijn opa

Mijn opa

Het is 55 jaar geleden dat u dood bent gegaan. Ik was daar niet bij. Ook niet toen u begraven werd. Het was in de zomervakantie en met het geld van een vakantiebaantje liftte ik met mijn vriend door Europa. Dat ging sneller dan we hadden verwacht. Toen u voor het laatst uitademde, waren wij verder van huis dan ooit. Ons tentje stond aan de oever van het Bodenmeer en we begonnen ons zorgen te maken of we ooit wel weer thuis konden komen.

 

De ansichtkaart van Konstanz die ik u stuurde, schreef ik aan een dode. Oma zette hem bij alle condoleances met uw overlijden, maar dat vond ik zo misplaatst dat ik hem heimelijk heb weggenomen. Ik schaamde me dat ik er niet bij was en op dat moment banale vakantiedingen deed: over een steiger slenteren, een steen over het water ketsen, drijvende wolken bekijken en een mooi meisje. Maar ik wist niks.

 

Tegenwoordig zou dat niet meer mogelijk zijn. Iedereen is nu overal bereikbaar, waar hij ook is: op de kiezels van het Bodenmeer, de keien van de Alpen, in een rijdende auto of in een tentje. Overal kan je telefoon gaan. Hoe? Dat valt niet te bevatten, laat staan uit te leggen en daar wil ik het ook niet met u over hebben.

 

De reden dat ik nogmaals aan een dode schrijf is dat ik tegenwoordig heel veel aan u moet denken. Ik ben namelijk ook opa geworden en nog wel op dezelfde leeftijd als waarop u mijn opa werd. Het is een leuke, slimme jongen en samen doen we heel veel leuke dingen. Daardoor kijk ik dikwijls door zijn ogen en dan zie ik vaak mijzelf. Soms springt dat beeld twee generaties terug. Ik ben u en hij is mij. Dan ben ik weer bij u thuis en speel met wat daar voor handen is, vooral met u.

 

‘Jij gebruikte opa als glijbaan’, vertelde neef Kees onlangs. ‘Je klom van achteren op zijn stoel en op zijn schouders en liet je dan over zijn dikke buik naar beneden  glijden.’ Ja, dat vond ik leuk.

 

Opa -in zijn driewieler- en oma in het midden.

Opa -in zijn driewieler- en oma -in het midden-.

Nu schrik ik ervan. Heb ik u pijn gedaan? U zat altijd als een kolossale zak met nat zand in uw stoel, vastgenageld door de reumatiek. Zonder oma kon u niks, niet opstaan, niet lopen, niet omdraaien in bed. Ik besloop u als een indiaan. Ik joeg u schrik aan door met uw hoorn in uw oor te tetteren. Als de draadomroep aan ging en we met z’n allen naar Ome Keessie luisterden, was uw dikke buik mijn warme kussen. En als u lachte deinde ik zachtjes mee als op een waterbed, – ik bedoel: luchtbed; nee: lekkende voetbal.

 

We logeerden ook wel bij u, mijn broer en ik. Met de meeldraden van oma’s bloeiende lelies beschilderden we ons als indianen en u worstelde zich uit uw stoel en sleepte zich met uw houten looprek naar de keukendeur om daar gniffelend die twee wilden in uw tuin te bekijken.

 


Niemand had een opa als ik. Niemand had een opa met een driewieler. Als u daar eenmaal inzat, uw machteloze benen geparkeerd op het plankier, reed u als een vorst door de stad, bij het minste of geringste tingelend met uw luide fietsbel. Ik zat dan tussen uw voeten op het plankier, terwijl boven mij uw machtige armen stampten aan de pedalen, nog even krachtig als toen u zakken van vijftig kilo uit uw beurtschip naar de wal tilde. We raasden zo hard door de Oostzijde naar de Klauwershoek dat mijn haren opwaaiden als een witte vlag.

 

Lichtjespracht in Amsterdam, 1948.

Lichtjespracht in Amsterdam, 1948.

Weet u nog dat we oma bijna kwijt waren toen we met z’n allen naar Amsterdam waren gegaan om de feestverlichting te bewonderen bij de troonsafstand van koningin Wilhelmina? Ze zag al groen van ellende omdat u bij het ontschepen van de Alkmaarder Pakket bijna met kar en al van de loopplank in het donkere IJ was geplonsd. En we moesten nog dezelfde route terug. Maar u was nergens bang voor en ik – veilig tussen uw benen – al helemaal niet. Vrolijk en uitgelaten liet u de fietsbel tingelen en riep u voortdurend ‘Kijk uit, een invalide!’. Op die manier manoeuvreerden wij zo snel door de menigte dat de anderen ons niet meer bij konden houden en ons spoor dreigden kwijt te raken.

 

Oma is nog een volle week kwaad op u geweest, maar sinds ik ook opa ben begrijp ik wat u dreef en wat onvermoede krachten in u wakker maakt. Tussen grootvaders en hun kleinzoons blijkt namelijk een magisch verbond te bestaan, dat hen verandert in jonge honden, die van geen ophouden weten, dat  hen over de vloer laat kruipen en kronkelen als kenden ze geen ongemakken en dat blauwe plekken laat schitteren als hoge onderscheidingen. Bij deze verleen ik u postuum nog graag de hoogste onderscheiding, die ik ken: de medaille voor heroïek grootvadergedrag. U heeft die dik verdiend!
Uw liefhebbende kleinzoon,
Jelte

 

3 reacties op “Beste opa,”

  1. Jelte Rozema zegt:

    Beste Jelte,

    Geen verhaal van jou voor december 2013, maar je hebt dat ruimschoots goedgemaakt door twee verhalen te schrijven voor januari 2014. En wat een indrukwekkend verhaal over je Opa Rep!
    Met ontroering gelezen! Jij als kleinzoon op het plankier van zijn handrolstoel.
    Jammer dat je nu januari alweer ‘vol’ geschreven hebt. Ik zie alweer uit naar je volgende stuk! Waarom zou je deze prachtige verhalen op je website niet bundelen?

    je neef Jelte Rozema

  2. Reina Huges zegt:

    Lieve Jelte, wat een mooi en ontroerend verhaal, ik zie het zó allemaal voor me, liefs….

  3. Martin zegt:

    Mooi verhaal, Jelte!
    Wat de kwaal van opa Rep sr. betreft: Onze neef Kees Stoorvogel vertelde daarover: “Ze zeiden dat het rimmetiek was, maar later is gebleken, veel later, dat ’t hernia was.”

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image