Erfstuk vol raadsels
Mijn verzameling souvenirs en curiosa.
De kaalgeschoren boeddhistische monnik, de schrijver Franz Kafka, de despoot Mao Zedong, de breed lachende bedelaar, de krijgers van het Verboden Leger en Jezus aan het kruis, nee helemaal niemand uit mijn verzameling souvenirs en curiosa, vertrok een spier toen ik een gedeukt, koperen kokertje toevoegde aan mijn collectie. Toch is het een voorwerp van onschatbare waarde. Het is namelijk het eerste en enige erfstuk dat ik ooit heb ontvangen. En het heeft een lange geschiedenis.
Dat het kokertje iets heel bijzonders was, wist ik allang. Het hing bij mijn oom Antoon en tante Cora te pronken boven de schoorsteenmantel. Maar daar, in dat voorname huis stond zoveel te glanzen en te spiegelen dat ik er nooit oog voor heb gehad. Toen ik er als kind wel eens mocht logeren speelde ik natuurlijk liever in de kelder met het oude onweerstaanbare speelgoed van mijn veel oudere neef en nichtjes, Koos, Liesbeth en Jennie. Een groot poppenhuis met in alle vertrekken elektrische verlichting. Een miniatuur stoommachine en een spoorlijn. Stripboeken van Bruintje Beer en Bulletje en Bonestaak. Wat een weelde!
In de loop der jaren werd het voorname huis leger en stiller. Mijn beide nichten verhuisden naar Kennemerland. Oom Antoon stierf. Tien jaren later volgde tante Cora. Jennie overleed negen jaar later. Maar mijn neef Koos bleef domweg gelukkig achter in het voorname ouderlijke huis. Samen takelden ze gestadig af en werden grijzer en stoffiger. De indrukwekkende hoge spiegel in de hal verloor zijn glans en helderheid. De passant werd een schim.
‘Ik heb iets heel bijzonders voor je’, kondigde mijn nicht Liesbeth aan tijdens een bezoekje aan haar appartement. ‘Iets dat al heel lang in de familie is.’ Haar leven lang heeft ze gekampt met oogproblemen en nu was ze zo goed als blind. Ze tastte door al haar kasten maar kon het object niet vinden.
Ik wil dat jij het krijgt na mijn dood.’
Waarom uitgerekend ik het voorwerp moest krijgen verbaasde mij. Zo veel had ik me niet om haar en haar familie bekommerd. Misschien om dat ik ooit een genealogie van de familie had gemaakt, waarmee te pronken viel? Ik was er achter gekomen dat een zekere Outger Rep op de Noordpool twee eilanden had ontdekt en in kaart gebracht, en die naar hem zijn vernoemd: Noord- en Zuid-Repøyane. Of misschien om de historische boeken die ik had geschreven? Of omdat ik als programmamaker werkte bij de televisie?
‘Wat zoek je dan precies’, vroeg ik. ‘Hoe ziet het eruit?
‘Nou, je weet wel’, antwoordde Liesbeth, ‘dat koperen buisje met een kettinkje eraan.’
Ik wist echt niet wat ze bedoelde.
‘Een tondeldoos. Heel oud’, vervolgde ze. ‘Met de tekst : 7 maart 1767, Antonij Kroonenberg.’
Kroonenberg is de achternaam van ons beider grootmoeder. ‘Met twee o’s’, zei ze altijd nadrukkelijk, want ze hoopte haar hele leven lang op de dood van een oom, die fortuin zou hebben gemaakt in Amerika. Die schreef ‘Kroonenberg’ altijd met twee o’s. Alle kans dat je niet zou meedelen in zijn erfenis als je je achternaam met één o schreef. ‘Notarissen zijn daar fel op,’ verzekerde grootmoeder ons.
Liesbeth staakte haar zoektocht, zou later nog wel eens beter kijken. Het maakte mij niet uit. De belofte dat ik een eeuwenoud voorwerp uit onze familie zou krijgen vond ik voorlopig opwindend genoeg.
Een tondeldoos? Wat is dat eigenlijk? Ik kende natuurlijk het gelijknamige sprookje van H. C. Andersen, maar het waren vooral de drie griezelige honden die me zijn bijgebleven. De honden waren alleen te temmen met een magische tondeldoos. De bakbeesten werden mak als lammetjes en bereid iedere opdracht uit te voeren, ook al was het om een slapende prinses te apporteren. Maar uitleg over de functie van een tondeldoos vertelde Andersen er niet bij. Dat was in zijn tijd even bekend als nu een aansteker.
Liesbeth stierf voor ze de oude tondeldoos had gevonden. Niemand kon hem vinden in haar appartement, hoe er ook werd gezocht. Iemand met vlugge vingers was me voor geweest. De executeur-testamentair vond het heel vervelend voor me.
‘Maar als ik het ooit tegen kom is het voor jou’, beloofde hij. Schrale troost.
Maar hij hield woord. Toen Koos overleed, helemaal alleen in dat grote, voorname huis, kwam ik de executeur weer tegen. ‘Gevonden!’, grijnsde hij, ‘in de bovenste la van zijn bureau.’
Gezien het doffe, groen uitgeslagen voorkomen van het kokertje lag het daar al heel lang, al van voor Liesbeths vergeefse zoektocht.
‘Neem maar mee’, sprak de executeur.
Ik aarzelde. Kon dat zomaar met het pronkstuk van de familie? Ja, dat kon.
‘Het was je toch beloofd! En kijk maar even rond of je nog iets van je gading vindt.’
Het was nog een heel gedoe om de monumentale spiegel uit de hal in mijn auto te wurmen. De tondeldoos gleed zonder moeite mijn binnenzak in.
Thuis kon ik het relikwie eindelijk eens goed bekijken. Hoewel van onschatbare waarde was het eigenlijk een simpel dingetje. Een koperen busje met een dekseltje, met een (gebroken) kettinkje aan elkaar verbonden. Het kokertje was leeg op wat corrosievlekken na. Het vuursteentje en het snel brandbare tonder waren verdwenen. Wel aanwezig was de ijzeren ring, het vuurslag. Een vuurtje maakte je door met het steentje vonken uit het vuurslag te slaan en op te vangen op het tondel en het voorzichtig met je mond aan te blazen. Sinds het jaar 1600 werd zo een pijpje tabak aangestoken. De lucifer, die rond 1850 werd geïntroduceerd, had moeite de tondeldoos te verdringen. Die kwam pas rond 1920 in de mode.
Ik pak de loep erbij. Er zijn namelijk nauwelijks te lezen letters op gestanst. Anthonij Kroonenberg, geboren 7 maart 1767, had Liesbeth gezegd, maar zij was bijna blind. Ik wil het met eigen ogen zien. Ik lees AN T H O N I E (geen J ) K R O N E N B E R G ( geen dubbel o ).
Dan de tweede regel, nog lastiger: G E L O K E N. Wat is dat nou weer? Na lang zoeken vind ik een betekenis: Het betekent intiem, nauw, gesloten. Jezus aan het kruis had geloken ogen. De B en de R zijn wellicht niet hard genoeg geslagen en een L en K geworden. Het jaartal is ook niet duidelijk. Liesbeth had het over 1767, maar ik lees toch niets anders dan 1 7 0 7. Dat scheelt een mensenleven met wat Liesbeth zei. Maar ach, wat maakt het nou uit, 1707 of 1767?
Ik vind het indrukwekkend en ontroerend dat deze tondeldoos gedurende twee-en-een-halve eeuwen is doorgegeven van het ene familielid op de andere en nu aan mij. Ik maak een voornaam plaatsje vrij in mijn verzameling rariteiten en curiosa en ga op jacht op het internet. Als kersverse en trotse bezitter van dit pronkstuk wil ik alles weten over tondeldozen. Waarom heten ze dozen in plaats van kokers? Waren het luxeartikelen? Had iedere roker een tondeldoos? Werden ze geschonken als kraamcadeau? Waren er verschillende formaten? Verschillende uitvoeringen? Van goud of zilver? Waarom liet je er je naam op stansen? Hoe lang gingen tondeldozen mee? Hoe zeldzaam zijn ze eigenlijk? Zijn ze nog te koop? Ik beland op Markplaats, de rommelsite voor allerhande artikelen. Daar zijn nog te vinden. Heel wat. En – tot mijn verbazing – niet al te duur. Spotgoedkoop eigenlijk. Een meneer uit Heerenveel biedt er zelfs twee aan voor samen 85 euro en een ander 35 euro voor één exemplaar. Wat een deceptie! Onze familieschat schrompelt plots ineen tot een onbenullig vingerhoedje!
Toch staat de tondeldoos te shinen tussen mijn souvenirs en curiosa. Waarde is niet altijd uit te drukken in geld. Het blijft een ontroerende gedachte dat Anthonie Kronenberg drie eeuwen geleden deze tondeldoos in zijn handen had om rustig een pijpje te roken bij het overdenken van de dingen van de dag. En dat zijn aansteker van geslacht tot geslacht doorgegeven is, tot ik hem kreeg. Nou ja: kreeg? Ik denk dat zo’n tevreden roker als Anthonie geen bezwaar maakt tegen mijn kleine ingreep in de familiegeschiedenis.
27 november 2023 om 11:48
Gefeliciteerd met dit prachtige erfstuk, Jelte! Jammer dat je niet meer rookt. Op de foto mis ik trouwens de door oma Rep-Kroonenberg gebreide knikkerzak, die neef K. jou had toebedacht in zijn testament.