Het huis aan de overkant

Nu de bladeren gevallen zijn, staat het daar weer, groot en zwijgend: het huis aan de overkant. Het heeft een tijdje leeggestaan totdat er een jong stel was dat wonen in een prettige buurt op waarde wist te schatten en te financieren. Veel verschil maakt het niet. Er zijn bouwvakkers geweest, die de noodzakelijke verbouwingen hebben uitgevoerd. Nieuwe keuken, nieuwe badkamer, centrale verwarming, uitgebroken woonkamer. De voortuin is plat gewalst tot een strak rechthoekig gazon zonder frivoliteiten als planten en struiken, het tuinpad loopt er kaarsrecht langs. Er is een hoge haag geplant, die het huis moet afschermen van de prettige buurt, waarin het staat. Het genoegelijke gezinsleven speelt zich geheel binnenshuis af. Het huis houdt zich stil. Alleen in het weekeinde ratelt kortstondig de grasmachine, waarna de voordeur zich weer hermetisch sluit.

Iederjaar geurt de akelei in de tuin.

Het is niets geworden met de akelei, de trots van mevrouw Room (niet haar echte naam). Tegen zoveel geweld kan zo’n plant niet op, ook al had ze het zo naar haar zin tussen de takjes en de rotte bladeren, die toen nog wel waren toegestaan in die tuin. Ieder voorjaar weer was mevrouw Room opgetogen als na de koude winter de akelei weer uit de grond omhoog kroop en haar knoppen ontvouwde. De akelei heeft een schilderachtige, fraai gekleurde bloem met eigenaardig gekromde, lange sporen aan de achterkant. Gelukkig leeft de plant voort in onze tuin. We kregen wat stekken, die het ook bij ons heel goed doen.

Als de akelei in bloei staat, denken we aan mevrouw Room, die in haar eentje het huis aan de overkant wèl deed leven. ’s Morgens wandelde ze parmantig naar de supermarkt voor haar dagelijkse boodschappen, keurig en fleurig gekleed, een sjaal koket om haar hals geslagen. Tot ’s avonds laat brandden er de lichten van haar leeslamp en van het aquarium. Soms hing er uit de ramen de kleurige was van een elftal. Aanvankelijk spraken we elkaar niet veel, tot ze een keer de moed had bij ons aan te bellen. Ze wilde niet klikken, zei ze, maar ze werd er zo vreselijk nerveus van.
Van wat?
Van uw dochter. Ze klimt ’s avonds uit haar raam en loopt dan door de goot.
Mevrouw Room kreeg er hartkloppingen van.

Dat hart heeft het overigens heel lang uitgehouden. Ze werd ruim negentig jaar. Haar bezorgde kinderen hadden haar liever in een tehuis gehad, zeker toen ze steeds vaker begon te vallen, maar zij capituleerde niet. Zo lang ze kon liep ze dagelijks naar de supermarkt, met haar rollator, keurig en zwierig gekleed. En ze stierf in haar eigen huis, in haar eigen bed, in haar eigen slaapkamer, één hoog achter.

Ze vond het een fijn huis, maar de buurt vond ze verschrikkelijk toen ze er in 1942 kwamen wonen. Ze zagen ons aan voor NSB-ers, vertelde ze. Voor haar hadden er joden in het huis gewoond en volgens de buurt waren die eruit gegooid om plaats te maken voor mevrouw Room en haar gezin. We waren helemaal niet van de NSB, zei ze verontwaardigd. En het was gewoon een huurhuis.

De jodenster, verplicht vanaf april 1942.

De stenen van het huis spreken niet, maar op de website www.joodsmonument.nl vind ik de naam van de bewoner: David Frank, geboren 24 maart 1899 in Hilversum, gestorven (zeg maar: vermoord) in Auschwitz, 30 september 1942, oud 43 jaar. In het Streekarchief zoek ik verder. Er wonen omstreeks 1942 32 mensen met de naam Frank in Hilversum. Beroepen: arts, kamerverhuurster, vertegenwoordiger, koopman (7 keer), muzieklerares (3 keer), winkelier, pastoor, ambtenaar, fabrikant, chauffeur (2 keer), chemicus, automonteur, kleermaker en onderwijzeres. David is koopman in luxe artikelen. Hij is getrouwd met Marianne de Vries uit Amsterdam. Ze hebben twee kinderen, Jacques (uit 1927) en Jo David (1929). In 1934 sterft het oudste kind. Als een jaar later een derde jongen wordt geboren, neemt hij de naam Jacques over. Materieel gaat het hen voor de wind. Ze gaan steeds beter wonen en in 1936 betrekken ze het huis in deze prettige buurt.

Dan breekt de oorlog uit. Nederland wordt bezet. Een lawine van anti-joodse wetten wordt uitgestort over het land. Joden worden vernederd, geïsoleerd en opgejaagd. Vanaf april 1942 zijn ze verplicht een jodenster te dragen. Sinds de hersft van ’42 worden joden onverwacht uit hun huizen worden gehaald. Zoiets moet ook in onze prettige buurt gebeurd zijn. Een vrachtwagen die bij het huis aan de overkant stopt. Gebons, geschreeuw, gegil. Niemand uit de buurt komt tussenbeide. David moet mee. Zijn vrouw en kinderen (7 en 13 jaar oud) ook? Daar staat niets over vermeld. Hebben ze weten te ontvluchten?  Hebben ze de oorlog overleefd? Joodsmonument  meldt alleen de sterfdatum en -plaats van David Frank. In 1972 wonen er nog maar elf mensen met de naam Frank in Hilversum.

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image