Ik wil je niet

Kijk hoe enthousiast we zijn. We lachen en kletsen, schudden handen en zoenen, slaan elkaar vrolijk op de rug en strooien complimenten. We vallen in elkaars armen als marathonlopers na  de finish. We bekijken onze minuscule fotootjes van toen met zoveel aandacht en verheerlijking als betreffen ze het kindeke Jezus in zijn kribbe. Ja, wat vinden we het leuk om elkaar weer te zien nu we grote mensen geworden zijn.

Vliegers oplaten en verder niets

Vliegers oplaten en verder niets

In 1960 deden we eindexamen en spatten we uiteen, alle kanten op, onze ambities en dromen achterna. Een toeval brengtt ons een halve eeuw later weer bijeen en sindsdien spuiten onze herinneringen onafgebroken omhoog als vurige lava. Tijd blijkt niet langer te bestaan. Jaren doen er niet meer toe. We zijn niet oud of jong meer. We zijn wie we zijn en poedelen in het borrelende warme bad van herinneringen, beelden, momenten.

Toch zou je bij mij enige afstand, enige reserve kunnen waarnemen. Ik zoek namelijk al sinds 1960 naar iemand, met wie ik een hartig woordje wil spreken. Achter wiens identiteit en motief wil komen. En hier ben ik dichter bij de onthulling dan ooit tevoren.

De zaak zit zo: in 1960 schrijf ik geregeld gedichten maar heb nog geen geïnteresseerde uitgever gevonden. Maar gelukkig zijn kranten en krantjes toleranter en zeker onze fameuze schoolkrant. Het gedicht, dat ik voor mijn meisje heb geschreven, kan ik haar natuurlijk gewoon in handen drukken, maar het wordt een stuk mooier en imposanter als het in gedrukte vorm verschijnt. Daarom duw ik het gedicht in de groene kopijbus van onze schoolkrant, die in de hoofdgang van ons lyceum hangt.

Tot mijn verrassing en vreugde komt het op pagina 1 van het eerstvolgende nummer te staan. Mijn meisje is geroerd, precies wat de bedoeling was.

VOOR RIA
In een avond
vol muziek
bewoonde ik je
je vertelde mij
je bloedrode warmte
het lichte suizelen
van je bloed

kleine woorden van
weemoed hebben wij
als vliegers opgelaten
en verder niets
Jelte Rep

Mijn vreugde duurt niet langer dan een maand als de volgende schoolkrant uitkomtt. Op de plaats waar eerst mijn gedicht stond, staat nu een persiflage.

VOOR JELTE
Ik wil niet
meer bewoond worden door jou
ik zeg je
liever een andere
huurder
en geen nonsens
mijn bloedrode warmte
is voor een
ander
mijn lichte suizelen
niet voor jou
en verder niet
Ria Rep

Er wordt gegniffeld. Ik ben kwaad en gekwetst. Wat een goedkope, gevoelloze en gemakkelijke grap. Ik voel me vernederd door deze openbare nep-afwijzing. Ik kom er niet achter wie de grappenmaker is, de hufter. Ik vergeet de grap. Andere zaken eisen mijn aandacht. De laatste schooldag, het eindexamen, de militaire dienst.

Een 10 voor de tieners, deel 2.

Een 10 voor de tieners, deel 2.

Jaarlijks verschijnt de bundel Een 10 voor de tieners met een selectie uit de Nederlandse schoolkranten. Deel 2 komt uit als ik als artillerist het land verdedig. Nieuwsgierig blader ik het door om te zien of ik nogmaals geselecteerd ben. Jawel. Het gedicht VOOR RIA  staat op pagina 94. Maar op pagina 95, pal ernaast, staat VOOR JELTE gemeen te grijnzen. De slechte grap wordt nu wel heel erg vervelend. Wat een afgang voor de redactie van Een 10.. om dat prulgedicht naast mijn warme liefdesvers te laten staan.

Boeken en boekjes kunnen heel lang zwijgen maar ze blijven bestaan. In 1995, bijna 35 jaren later, worden we gebeld. Ik ben dan al jaren getrouwd met het meisje uit mijn gedicht en onze kinderen zijn het huis al uit. Ria neemt op. Het is even stil aan de andere kant. ‘Ben jij echt Ria Rep?’, jubelt de onbekende, ‘het zusje van Jelte?’ Het is publicist Henne van der Kooy, die in de acht bundels Een 10 voor de tieners is gedoken en nu zoekt naar een aantal van die tieners van toen. ‘Nee, ik ben zijn vrouw’, antwoordt Ria. Nou, dat vindt Henne helemaal geweldig. Ik minder. De ergerlijke grap wordt weer opgegraven. Niet veel later zit Henne bij ons op de bank en vraagt honderduit. ‘Ik dacht altijd dat jullie broer en zus waren’, zegt hij. Dat is het slechtste commentaar dat ik ooit op een gedicht heb gehad. Kleine woorden van weemoed als vliegers oplaten met je zùs?

Veel boeken sterven, zoals het hoort, voor hun geboorte, maar niet het boek dat Henne van der Kooy van plan is. Het heet Tieners en de radio springt er bovenop. Mijn stekelige bot wordt weer opgegraven. De collega’s grinniken om het publieke blauwtje dat ik ooit liep. Ik verwens nogmaals de anonieme grappenmaker en neem me vast voor zijn/haar ware identiteit te ontrafelen. Het is zo wel genoeg geweest. Nu wil ik het weten.

Het boek Tieners, dat Henne van der Kooy schreef.

Het boek Tieners, dat Henne van der Kooy schreef.

Voornemens sneuvelen makkelijk. Maar nu ik mijn vrolijke klasgenoten steeds weer ontmoet op onze reünies, wroet het bot zich uit de grond, waarin ik het heb begraven. Het zou heel goed één van hen kunnen zijn. Zo’n flutparodie kan tenslotte iedereen maken. Ik besluit om het op de komende reünie gewoon hen te vragen, recht op de man af, recht in de ogen, professioneel. Een grap is leuk als ie maar niet te lang duurt.. Maar hoe moet ik mijn vraag inkleden? Ik kan moeilijk eerst het hele verhaal uitleggen, dan raak ik nog verder van huis. Maar vraag ik: Hoe is het met je lichte suizelen? of  Is er nog een ander gekomen voor je bloedrode warmte? dan heb ik ook wel het een en ander te verklaren.

En als ik ze zo bekijk, geloof ik ook niet dat de dader er bij is. Er zijn al heel wat tieners van toen niet meer onder ons. Het is mogelijk dat het één van hen was. Nee, ik ga niks zeggen, niks vragen op de volgende reünie. Ik zal me wellicht belachelijk maken met mijn opwinding over een paar regeltjes prutpoëzie van een halve eeuw geleden. Nee, ik laat me liever, net als de andere keren, kopje-onder gaan in de warmte en vriendschap van mijn vrolijke klasgenoten. En dat akelige bot trap ik dieper in de grond. Ik heb mijn hart gelucht in dit blog en hier is het veilig. Niemand die het leest.

 

Een 10 voor de tieners, 2. Een keuze uit wat er in het cursusjaar 1959-1960 is verschenen in de Nederlandse Schoolpers, uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, 1961.

– Henne van der Kooy: Tieners, portret van een generatie, uitgeverij Atlas, 1996.

2 reacties op “Ik wil je niet”

  1. Sita Grotendorst zegt:

    Jelte, een 10 voor dit verhaal! Kan me voorstellen dat je toch wel zou willen weten wie die “rotstreek” heeft uitgehaald. Maar nu is het eruit.

    Groeten, Sita

  2. daniel blajan zegt:

    Dit maakt wat wakker. Vooral daar ik vanochtend mijn uiteenvallend exemplaar van Een 10 voor tieners na vele jaren herontdekte, met op blz 78 & 79 mijn eigen producten.
    “Even googelen. Wie leven er nog van die auteurs?’
    Jij, dus … al hebben we elkaar nooit ontmoet.

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image