Kerstnacht 51 jaar geleden
Het jaar 1961 dus. De wereld is niet veel rustiger dan nu, al zijn er heel wat minder journalisten en media dan in het hyper-nerveuze heden. In Nederland is Jan de Quay minister-president van dienst en over de wereld heerst John F. Kennedy, daarbij dwars gezeten door het kwaadaardige kwartet Nikita Chroestsjow, Mao Tse-tong, Fidel Castro en Ho Tsji-minh. Het Rode Gevaar loert overal, maar onze JFK is onverschrokken en onvermoeibaar. Hij stuurt zijn troepen naar alle brandhaarden ter wereld: Cuba, Vietnam en Duitsland. Dwars door Berlijn is een muur gemetseld, die de stad tot een kooi maakt en de inwoners gevangen zet. Het Vrije Westen is diep verontwaardigd.
Het treft dat ik op dit spannende en wellicht beslissende moment uit de wereldgeschiedenis mijn militaire dienstplicht vervul en tot de parate troepen behoor, die ieder moment kunnen uitrukken tegen de brute vijand die het voorzien heeft op ons land, onze steden, onze huizen, onze vrouwen. Wij zijn zo paraat dat wij iedere avond al om 10 uur op onze stromatrassen moeten liggen en de volgende ochtend al weer om 6 uur opstaan. Alleen ‘s avonds – van 6 uur tot 10 – hebben we vrij om vertier te zoeken, wat een hele opgave is in het duffe dorp Ede. Maar in het cafétaria in de Spoorstraat staat een redelijk actuele jukebox, waaraan ik het grootste deel van mijn soldij (70 cents per dag) kwijt raak.
Mijn favoriet is Wheels van Billy Vaughn. Instrumentaal, geen woorden. Er wordt genoeg gekletst en zeker door de dienstplichtigen hier, die massaal het diensteten zijn ontvlucht en zich hier kankerend op de frikandelen en kroketten storten. Met Wheels kunnen ze niet meezingen. Met de nummer 1 van de hitlijst Non je regrette rien van Edith Piaf alleen het refrein, maar wel heel vals. Nog erger is het met de andere hit Wooden Heart (Muss I Denn) van Elvis Presley, die ik af en toe opzet. Voor Elvis heb ik een zwak, want hij vervult zijn militaire dienstplicht net als ik, maar op een beroerdere plek: in Duitsland, vlak bij het IJzeren Gordijn. Dus als de Russen en hun trawanten uitbreken, moet hij het eerst aan de bak. Wij moeten eerst nog een kleine 450 kilometer rijden, zo’n 7 à 8 uur, afhankelijk van de stoplichten.
Elvis is een lichtend voorbeeld voor ons. De Koude Oorlog heeft geen vat op hem. Op krantenfoto’s ziet hij er steevast vrolijk uit. Dat hij een aanzienlijk prettiger uniform draagt en meestal omgeven wordt door mooiste vrouwen zal ook wel invloed op zijn humeur. Treat me nice, Treat me good, Treat me like you really should, zingt hij. En het hele cafetaria brult mee: ‘Cause I’m not made of wood And I don’t have a wooden heart.
Ook mijn hart is niet van hout. Ik schrijf gedichten, die ik rondstuur naar alle literaire tijdschriften van Nederland en doorgaans, vergezeld door een opwekkend woord, weer terug krijg. Maar op 14 december 1961, op de dag dat in Israël Adolf Eichmann de doodstraf tegen zich hoort eisen, beleef ik mijn literaire doorbraak. In het huis-aan-huisnummer van De Typhoon wordt mijn gedicht Kerstnacht geplaatst. Iedereen in de hele Zaanstreek kan het lezen.
Sluit nu je ogen
en strijk je hand
heel zacht over
de adem van de stilte
Zo kan je horen
hoe drie, vier engelen
– wit als licht en
ijl als de lucht –
een halleluja zingen
in de nacht
en hoe
voorbij het zien
voorbij het horen
heel stil en diep-gelukkig
het kind in ons wordt geboren
Zo moet het zijn
heel diep en heel gelukkig
achter je ogen
een bloedrode maandag
en over je wimpers
de muziek
van een verre fluit
Mijn geluk kan niet op. Wat de donkerste kerst sinds jaren beloofde te worden, is dankzij mijn gedicht wat opgelicht. Geen krijgsgebral, maar poëzie. Vrede zit stilletjes in ons. Maar nog meer geluk: hoewel mijn legeronderdeel geen verlof krijgt met de kerstdagen, mag ik wèl naar huis. Want op tweede kerstdag verloof ik mij met het mooiste en liefste meisje van het hele vrije Westen. En daar moet de Koude Oorlog maar een dagje voor wijken.
Maar de Koude Oorlog neemt wraak. De spanning rond Berlijn loopt zo op dat ik twee maanden langer paraat moet zijn, verloofd of niet. Er is één schrale troost: hoe meer dichters lijden, hoe beter hun poëzie wordt.
16 december 2012 om 10:33
51 jaar geleden en het lijkt als de dag van gisteren! Nog vele jaren samen.
Liefs Ria.