Munnekeburen

De schelpen van het voetpad breken onder onze wandelschoenen. Het pad lijkt een sluipweggetje langs de losse huizen die hier hardnekkig staan te staan, ondanks de harde wind die de wilgen wiegt en aan de daken trekt. Maar eeuwenlang was dit de hoofdweg vanuit Spanga  naar het noorden, tot aan de dijk van de Tjonger. Bijna evenwijdig aan dit pad loopt de Grindweg, nu een asfaltweg. In Munnekeburen komen de twee  wegen zo dicht bij elkaar dat alleen de kerk met zijn begraafplaats er nog tussen past.

Het kerkje van Munnekeburen.

Wij, mijn broer en ik, lopen hier in de voetsporen van onze overgrootvader Auke Haven, arbeider-boerenknecht, in de hoop iets te voelen van zijn leven, zijn wereld en onze afkomst. Een onzinnig idee. Munnekeburen zwijgt als het graf en afgezien van af en toe een auto over de Grindweg is er geen mens te zien of te horen. Een groepje eenden zorgt voor het enige teken van leven. Het dorp is overhaast verlaten of iedereen zit muisstil binnen. Het hek van de kerk roept krijsend om hulp als we de begraafplaats betreden, maar niemand reageert.

Ik was hier nooit eerder. Als we naar Friesland gingen, deden we dat altijd met de Lemmerboot en later met de auto over de Afsluitdijk. Nu zijn we te voet, en lopen vanuit de kop van Overijssel naar Lemmer over de weggetjes en dijken, die ook onze voorouders hebben gedragen. Het geeft een bijzonder gevoel als we in de verte het kerktorentje van Munnekeburen zien opdagen en we bedenken dat Auke Haven hetzelfde spitsje moet hebben gezien als hij terugkeerde van zijn werk. Daar ook werd onze beppe, Aukje Haven, gedoopt. En daar, onder dezelfde hoge luchten, voltrok zich het kalme leven van de landman.

Hoe mooi en stil is het hier. Munnekeburen met z’n 400 inwoners ligt aan de rand van een prachtig natuurreservaat, ontstaan door de  urfwinning. Om de haarden in het westen te laten branden werd hier massaal het veen afgegraven. Toen de turf op was en de veenarbeiders verder
trokken, ontstond er een waterig landschap vol plassen, vaarten, riet en moeras. De krappe huisjes van de veenarbeiders zijn inmiddels omgebouwd tot riante villa’s van vijf ton en meer.

De torenspits is er niet best aan toe.

In 1884 wordt onze grootmoeder hier geboren. Iedereen hier is hervormd, maar desondanks smeult er het socialisme. Want het leven is er niet zo kalm en vredig als het nu lijkt. Integendeel. De veenbazen knijpen de arbeiders zo hardvochtig uit, dat in 1890 een parlementaire  nquêtecommissie de arbeidsomstandigheden in de veenderijen gaat onderzoeken. Wat de arbeiders vooral dwars zit is dat hun karige lonen voor een deel in natura worden uitbetaald tegen hoge prijzen.

Veenbaas Schaap uit Scherpenzeel moet de commissie uitleggen waarom dat is.
Mijn waren hebben een zeer goede kwaliteit, beweert Schaap.
Is het in de winkel van de veenbazen goedkoop, wordt dan gevraagd aan arbeider De Vries uit Munnekeburen.
Nee, zegt de man, erg duur.
Kunt u daar voorbeelden van geven?
Genoeg, zegt De Vries. Bijvoorbeeld een brood van 10 oude ponden – tenminste dat hoort het te wegen. Hij koopt van een bakker voor 4 cents minder en rekent er 2 cents meer voor, dan wanneer het bij de bakker wordt gehaald. Dat is 6 cents, en het gebeurt wel, dat hij er 8 cents aan verdient, en dan krijgt hij het brood niet eens in huis, want de bakker bezorgt het bij de mensen.
De veenbaas zet de bakker onder druk om het brood goedkoper te leveren. Hoe die bakker dat voor elkaar krijgt en wat voor rotzooi hij erin wil stoppen, dat moest ie zelf maar bekijken, aldus De Vries.

Veenbaas Schaap maakt zich kwaad: In mijn omgeving heerst geen bijzondere armoede, doch ik zorg ook dat de lieden ’s winters wat te werken hebben: maar ik geef dan een kleiner dagloontje.
Er zijn mensen die nooit tevreden zijn, moppert Schaap. En de vrouwen kunnen toch ook uit werken gaan?

In 1890 breken werkstakingen uit, een nieuw fenomeen. De veenbazen geven geen duimbreed toe, de stakingen smoren door een gebrek aan eensgezindheid. Er is veel moed voor nodig om je te verheffen tegen je baas, tegen de opgetrommelde politie en marechaussee, tegen je collega’s en vaak ook tegen je eigen gezin, dat honger moet lijden. De staking verloopt. De socialisten geven de schuld aan de gezagsgetrouwe christelijke vakbond.
Wat het lijden niet vermocht, sabel karabijn huurlingen en paarden niet konden bewerkstelligen, de honger zelfs niet kon doen, dat deden verdachtmakingen en… Patrimonium, schrijf t de socialistische pers bitter.

Wat heeft dit kerkje betekend voor het droevige lot van de veenarbeiders? Is het een monument om trots op te zijn of om te verguizen? Er zitten vervaarlijke scheuren in de muren, de ramen rotten. Binnen is het een troep. Er wordt al jaren niet meer gekerkt. Het is een opslagplaats voor een carrosseriebedrijf.  In 2005 heeft dat bedrijf een kunststoffen  kap van 600 kilo over het torentje geplaatst. Het lijkt erop dat het kerkje binnenkort op zijn eigen begraafplaats zal liggen.

Wij stappen op. Tenslotte zijn Auke en zijn gezin hier ook niet zo lang gebleven. Ze vertrokken al gauw naar de Gietersevaart in Oosterzee. Daar gaan wij ook heen. Als we langs de school lopen zien we dat er vrachtwagens geparkeerd staan.


Auke Haven en zijn vrouw Meintje voor hun huisje
aan de Gietersevaart in Oosterzee.

Eén reactie op “Munnekeburen”

  1. Jelte Rozema zegt:

    Beste Jelte
    Je stukken van september over nagelaten boeken en een onuitwisbaar bitter verleden in een Jappenkamp van een dierbare vriendin. Maar evenzeer de zeer voelbare maatschappelijke oneerlijkheid in het bestaan van onze grootouders in Munnekeburen (oktober).
    Grote waardering voor je bijzonder knappe en ontroerende teksten.
    Jelte Rozema

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image