Ochtendstemming
De kou is zwaarlijvig het balkon opgeklommen en via de openstaande deuren naar binnen gedrongen, onder mijn comfortabele vier-seizoenendekbed van zachte hollowsoft vezels door naar mijn voeten. De nacht verdrinkt in de dag. Die is niet alleen koud, maar ook grauw en nat, niet erg aantrekkelijk. Ik draai me om, probeer mijn tenen op te warmen en besluit mijn heerlijke plek nog lang niet te verlaten. De dag lijkt mij te koud en te onvriendelijk.
Kwaadaardige geluiden van buiten kletteren neer op mijn zachte hoofdkussen: driftige autobanden die venijnig op het harde wegdek slaan. Ik voorvoel wat voor dag het wordt: koud, gemeen, kwaadaardig, zonder enig geluk en vol chagrijn. Zo’n dag die je later het liefst had over geslagen; waarop je je been breekt, je onderuit gaat op je fiets, je geramd wordt op het zebrapad of rampzalig nieuws hoort.
Wat heb ik deze dag te doen? Ik moet eigenlijk mijn bloedsuiker laten meten in het ziekenhuis, een moeilijk fietstochtje over een weg vol lastige kruispunten, haastige auto’s, schreeuwende schoolkinderen, scheve regenputten, onduidelijke voorrangsregels en een spoorwegovergang, die van de wachtenden zoveel geduld vraagt dat ze massaal weg sprinten, zodra de slagboom omhoog gaat.
In die drukte, op dezelfde route, ben ik al eens eerder onderuit gegaan en die vernedering wil ik niet nog eens mee maken. Mijn fiets schaafde langs mijn scheenbeen, mijn knieën schaafden langs de stoeprand en de fiets belandde boven op mij. Auto’s ontweken mij geërgerd. Onmiddellijk stond naast mij het beeld van mijn oude vader, die heel vaak van zijn fiets viel en met schaafwonden en/of een kreupele bril thuis kwam. Stom vond ik dat. Wie kan er nou niet fietsen?
Nu lag ik daar zelf, besproeid door uitlaatgassen, een hinderlijk obstakel voor het verkeer, onmachtig om soepel op te staan en met een verontschuldigende glimlach mijn weg te vervolgen. Een deerniswekkend hoopje mens, met het herinneringsbeeld van mijn vader naast me, vol medelijden toekijkend.
Snotverdorie, jongen!
Erger nog dan al die onverschillig doorrijdende auto’s was de auto die wèl stopte.
Of hij kon helpen?
Maar gelukkig had ik net mijn beschadigde been uit het fietsframe gewrongen, kon ik omhoog komen en hervond ik mijn verontschuldigende glimlach.
Nee, dank u wel, niks aan de hand, hoor.
Ik zag mijn vader grinniken, terwijl hij zijn shagje weer nieuw leven injoeg, zijn hand beschermend om zijn stormaansteker.
Het ziekenhuis kan best een dagje wachten, besluit ik. Dat komt er niet zo erg op aan. Wat moet ik verder doen? 10 uur: de fitnessclub, werken op de apparaten, stretchen, crossen, fietsen ..
Let op uw houding, meneer Rep! Rechte rug, schouders laag!
.. trekken, duwen, balanceren, hollen.
Kan dat ook niet een dagje wachten? In bed worden mijn spieren vanzelf warm. Bovendien is sporten niet zonder risico, heb ik gelezen. Het zorgt voor zo’n 3,7 miljoen blessures per jaar. De ernstigste zijn voor de ouderen. Fitness levert het grootste aantal slachtoffers.
Een wandeling over de hei dan maar? Daar is dit weer nog het beste te verdragen. Hoewel, de allerbeste manier om zo’n koude, kwade dag te overleven is dit heerlijke, warme bed natuurlijk. De statistieken zeggen bovendien dat wandelen het gevaarlijkste is van alle sportieve activiteiten, gevaarlijker dan fietsen, gevaarlijker dan fitness. De blessures nemen het langst om te genezen.
Verder is er geen enkele reden het bed te verlaten. Ik moet nog wel een blog schrijven, maar ook dat kan best een dagje wachten. De maand is nog niet om.
Kom je nog ‘s, roept de eega, een roep uit de werkelijkheid, een roep die een bruut einde maakt aan mijn vroege dagdromen. Beneden wacht het ontbijt. En de krant, loodzwaar van de verzamelde ellende uit de hele wereld. Het is lang geen meneer meer. Hooguit een overspannen kereltje die denkt alles te kunnen uitleggen en wiens gevoel voor humor versleten is.
Over gevaren gesproken: de meeste mensen sterven in bed. Van alle doden die ik ken – en ik ken er steeds meer – is er maar één door een ongeval om het leven gekomen. De rest stierf in zijn eigen bed of in dat van een ziekenhuis. Voorlopig wil ik niet sterven en zeker niet in dit bed, waarin ik steeds zo lekker lui en behaaglijk slaap, ondanks de kou die het steeds op mijn voeten heeft voorzien. Ik moet er uit.
Ja-a, ik kom er aan!
Ik maak me los uit mijn warme genoeglijke hol. Het wordt een spurt naar mijn dikke ochtendjas tussen de kou en mij. Ik win. In de woonkamer is het behaaglijk. De eega heeft voor warmte en licht gezorgd. Ik schuif bij haar aan aan tafel. De krant laat ik nog even liggen.
2 december 2014 om 10:08
Beste Jelte,
Mooi stukje weer. Heel goed herkenbaar. Maar als troost: het ongemak van het fietsen ligt echt niet alleen aan jou. Met mijn dagelijkse fietstochten door levensgevaarlijk Amsterdam heb ik veel ervaring opgedaan. Hier volgen wat overlevingsstrategieën. Altijd twee handen aan het stuur, alleen voor het afslaan je hand op tijd en duidelijk uitsteken en uitgestrekt houden. Dan kunnen fietsers die je toch racend links of rechts willen passeren, er niet langs. Fietsend omkijken is riskant, bij twijfel stop je gewoon even totdat “het weer kan”. Vermijdt het gebruik van je fietsbel, dat geeft alleen maar onrust en roept alleen maar weerstand op. Als het echt onvermijdelijk wordt, roep je nadrukkelijk “Halloo” en kijk je waardig en vol minachting naar de verkeersovertreder. “Eikel” en drie letterige woorden mag je alleen denken, maar niet uitspreken. Die woorden zouden overigens niet eens gehoord worden, want de meerderheid van de fietsers rijdt met “oortjes” in. Ze kijken hooguit verwonderd op, wanneer ze uit hun muzikale afzondering komen en de oortjes één voor één uit doen. Wanneer een kruising of oversteek onduidelijk of gevaarlijk is: sta gewoon stil midden op de kruising en ga al steppend de goede kant op. Niemand zal je aanrijden. Rechtdoor gaan op een kruising geef je aan door je hand resoluut en duidelijk vooruit te steken. Dan deden oudere mannen vroeger in Zaandam ook al. Veel fietsplezier, Jelte
je neef Jelte
5 december 2014 om 08:36
Ha, ha, we gaan het omdraaien. Ik blijf in mijn warme bedje liggen. Leuk geschreven hoor!