Ontsnapt als dwangarbeider – 3

Razzia op dwangarbeiders.

Jan, 19 jaar, is opgepakt bij een grote razzia en heeft zich toegevoegd aan een buitencommando van het beruchte kamp Amersfoort. Hij zint nog steeds op ontsnappen.

Het kalme Nijkerk, 11.000 inwoners, overwegend christelijk, was in oktober 1944 met volle vaart de oorlog in geslingerd.  Het was er plotseling één grote zenuwentoestand geworden. Na de (verloren) Slag om Arnhem moesten alle burgers daar het slagveld ontruimen. Iedereen moest zijn huis uit. Zesduizend evacués werden naar Nijkerk gedirigeerd. Het stadje barstte bijna uit zijn voegen.

Het werd ondertussen ook bijna onder de voet gelopen door mensen uit het westen op zoek naar voedsel. Dat waren er duizenden per dag, soms wel 10.000. Uit christenplicht en ook gewoon uit medelijden werden zij – waar mogelijk – geholpen met maaltijden, een slaapplaats en voedsel.

Nijkerk werd bijna onder de voet gelopen door hongerende mensen.

Het tumult, de spanning en de angst werden bijna ondraaglijk toen in de nacht van 30 september op 1 oktober in het nabij gelegen Oldenallerbrug een aanslag werd gepleegd op een Duitse auto en een hoge Duitser om het leven kwam. De Duitsers namen wraak in Putten: ze staken huizen en boerderijen in brand en voerden 660 mannen af. In Nijkerk kon je ’s avonds de gloed van het brandende Putten zien en sidderde men. De Oldenallerbrug lag misschien wel dichterbij Nijkerk dan bij Putten. Ook in Nijkerk gijzelden de Duitsers ook inwoners. Zo’n 50 mannen en vrouwen werden opgesloten in de raadszaal van het stadhuis.

Ook in Hilversum heerst honger. Bewoners staan geduldig in de rij voor de gaarkeuken op het Langgewenst.

En tot overmaat van ramp moest de gemeente ook nog eens onmiddellijk onderdak verlenen aan 60 à 70 Hilversumse dwangarbeiders plus de manschappen van Organisation Todt, de Duitse instantie die de Atlantikwall had gebouwd, maar nu, nu de vijand niet meer uit het westen maar uit het zuiden kwam, haastig aan de slag moest op de Veluwe. De Grebbelinie moest worden uitgebreid met een westelijke arm tot aan Hoevelaken en Nijkerk, de Pantherstellung.  Holland moest voor de Duitsers behouden blijven, zodat ze van daar Londen konden blijven bestoken met hun V2-raketten. Bouwmateriaal voor de nieuwe stelling werd aangevoerd via de haven van Nijkerk. De Nijkerkers moesten met hun paard en wagens of met de benenwagen helpen bij het transporteren van de goederen naar de bouwplaatsen. In een paar maanden tijd was het rustige Nijkerk veranderd in een overspannen heksenketel en volkomen overgeleverd aan de wensen van de meedogenloze bezetter.

Organisation Todt bouwt nieuwe stellingen met behulp van dwangarbeiders.

‘We werden in een school geplaatst met stro op de grond. Ik had dekens mee moeten nemen, maar dat had ik niet. Eerlijk gezegd wist ik op dat moment niet wat ik moest doen. Ik moest maar afwachten hoe het zou gaan lopen. De Duitse Wehrmacht was vertrokken en in plaats daarvan waren we nu bij de Organisation Todt. Dat waren de bruinhemden, de lui van de bouw. Er werd van ons verwacht dat wij stellingen gingen graven, loopgraven, tankgrachten en dergelijke. Nou je kunt wel nagaan wat er gebeurde als je een stelletje Hilversummers daar oplos laat. De volgende morgen was het zaakje weer ingestort. Toen brulde een van die bruinhemden dat als dat morgen weer zo was, werden sie erschossen. Toen dacht ik:  o god, dat wordt foute boel. Ik zei tegen Piet, Piet we moeten weg. we moeten zo gauw mogelijk weg.

Er staan nog steeds bunkers van de Pantherstellung rond Nijkerk.

‘Toen hebben we gekeken hoe het allemaal in elkaar stak. We waren een buitencommando van kamp Amersfoort en we werden in die school bewaakt door Wehrmacht-soldaten, niet door die lui van Organisation Todt. Dat waren geen echte militairen, maar droegen wel wapens. Piet en ik merkten dat de Wehrmacht-soldaten die ons bewaakten om een uur of één ook ging slapen. Die dachten : dat uitgeputte zooitje blijft wel liggen. Maar de school werd niet afgesloten, merkten we. Deze moffen waren wel wat argeloos. Toen zijn wij ’s nachts omstreeks half vier weggeslopen. In het pikkedonker. Lopend van Nijkerk naar Bunschoten, Spakenburg, Eemdijk, Baarn, en toen naar de Oranjeboom op de hoek van de Soestdijkerstraatweg. Daar moesten we de Rijksweg oversteken. Dat was om een uur of twee ‘s middags. Tot die tijd hadden we geen mof gezien. Of toch wel, eentje.

Baarn: Haben Sie Feuer?

Niet ver van de Oranjeboom kwam er een mof op ons af. Nou is ’t gebeurd, zei ik tegen Piet. Hij hield ons staande en zei: Haben sie Streichholzen? Hebben jullie lucifers? Ik zei: nee, ich rauche nicht. Schade, zei ie en liep door. Pfff. Ik zei tegen Piet: wij gaan mooi het bos in. En toen zijn wij gaan lopen langs dat rijwielpad langs de spoorlijn. Daar kwamen we veel vrouwen tegen die op voedseltocht waren naar Eemnes. We vroegen ze dan of ze controles of razzia’s van de moffen hadden gezien en als er onraad was, hielden we ons een uurtje schuil tot er weer een groepje kwam. En als die zeiden: nee we hebben niks gezien en dan gingen we verder. En zo kwamen we thuis zonder een mof te hebben gezien. We hebben een hoop geluk gehad, ontzettend veel geluk. Ik had nog wel een probleem: ik had geen persoonsbewijs meer, ik kon me niet meer legitimeren. Ik moest me dus wel koest houden. Ik heb een paar nachten geslapen in de werkplaats van een oom, maar ik heb verder geen last gehad, tot aan de bevrijding aan toe.

En dat is mijn verhaal’, besluit Jan resoluut.

Hilversum wacht op zijn bevrijders.

Ik noem hem in de eerste zin van dit verslag stront eigenwijs. En dat is hij ook. ‘Positief eigenwijs’, zegt hij zelf. ‘Ik kanker nooit.’ Ik snap hem wel, want alleen omdat hij zo eigenwijs was, is hij ontkomen aan dwangarbeid in een of ander Duits kamp met alle mogelijke gevolgen van dien. Van de 3.289 Hilversummers die bij de razzia opgepakt werden, zijn er 487 nooit teruggekeerd uit Duitsland. Zij die wel terug kwamen, hebben er op zijn minst vreselijke herinneringen aan over gehouden. Jan is er alleen maar sterker van geworden.

< Ontsnapt als dwangarbeider – 1
< Ontsnapt als dwangarbeider – 2

 

3 reacties op “Ontsnapt als dwangarbeider – 3”

  1. Frans J. Kok zegt:

    Jelte – een prachtig verhaal. Ik heb er erg van genoten. Frans

  2. Co Maarschalkerweerd zegt:

    In oktober 1944, tijdens een razia aldaar, woonden mijn ouders en (toen) vier (kinderen in de wijk “Witte Vrouwen”. Moeder was bedlegerig (open benen zoals dat toen heette) en vader was dus thuis nodig. Ik, en m’n tweelingbroer, geboren in maart 1938, waren beiden de oudsten. Wij woonden in de Zandhofsestraat. Op zekere dag, naar ik later heb vernomen de 7e oktober, was de gehele, vrij lange straat door de Duitsers afgezet en zaten op de hoek van elke zijstraat militairen achter een aldaar opgestelde mitrailluer om ontsnappingen te voorkomen. Overal in de straat werden mannenlijke bewoners uit hun woningen gehaald. Mijn vader, toen 34 jaar oud, eveneens. Ik herinner me nog tot op de dag van vandaag, hoe mijn moeder met haar jongste zoon (geboren in juni’44, op de arm huilende achter mijn vader naar buiten strompelde, en de Duitser die hem wegvoerde smeekte hem thuis te laten omdat hij daar niet gemist kon worden; met lange slierten loslatende zwachtels van de wonden aan haar benen. Later op die dag is zij onder begeleiding van de jongste zuster van mijn vader, en haar jongste zoon in een wandelwagentje, naar de Ortzkommandantuur op – naar ik dacht op de Catharijnesingel – gegaan. Om daar alsnog te proberen haar man (Karel Maarschalkerweerd) weer thuis te krijgen. Naar verluidt, werd mijn vader door de Duitsers tewerkgesteld bij de in beslagneming en transport van koeien, die over een met keien bestraatte weg naar het dichtsbijzijnde station moesten lopen. Een van de koeien, met bebloede hoeven zo vertelde mijn vader later, weigerd op enig moment nog een stap te verzetten. Mijn vader kreeg toen opdracht bij de koe te blijven totdat deze genegen was weer verder te gaan, en zich vervolgens met koe op de verzamelplaats te melden. Hij heeft dat bevel echter niet opgevolgd, de koe aan de eerste de beste boer verkocht, en is toen naar huis teruggekeerd. Dat was, zo herinner ik mij, vlak voor Kerts’44. Hij bracht toen een klein, donkerbruin emaille pannetje met zich mee, dat hij onderweg ergfen had gekocht, en wat gelatine. Daar heeft m’n moeder toen, met zoetstof afkomstig van gekookte suikerbiet, een ‘doorzichtige’ roze taart van gemaakt. Wij noemden dat toen “kludde-kludde”. Want als je er een tik tegen gaf, stond die overigens toen (voor ons kinderen) bijzonder heerlijk taart nog lang na te trillen…
    Mijn vader is nooit meer door de Duitsers – vermoedelijk v.w. de toen reeds min of meer chaotische omstandigheden (?) waarin de bezetters van ons land verkeerden – van huis opgehaald!

  3. Co Maarschalkerweerd zegt:

    N.a.v. mijn vandaag aan U toegezonden verhaal nog het volgende. Ik herinner mij, hoe ik nadien met daarin genoemd pannetje naar de gaarkeuken ergens aan of in de buurt van de Bilstraat ben gelopen, om daar “soep” (?) te halen. De foto van een bekende (Amsterdamse) fotograaf, zou dat moment goed kunnen illustreren!

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image