Spoor door Hilversum – 2

We volgen het Westerborkpad door Hilversum en worden op de Diependaalsedrift gewaarschuwd: struikelstenen aan de overkant. Struikelstenen? Wat zijn dat nou weer? Voor huisnummer 16 glanzen vijf vierkante plaatjes in het trottoir. Je moet diep bukken om ze te kunnen lezen.  Hier woonde Jan Hendrik Menko, geboren 1898, gedeporteerd 1944 uit Westerbork, Auschwitz vermoord 11-02-1944. De vier andere stenen hebben gelijksoortige teksten. Alleen de namen verschillen: Steven Menko, geboren 1929, Marion Menko, geboren 1931, Erik Menko, geboren 1936, Lotty Dora Menko-Polak, geboren 1907. Vader links, moeder rechts.

Vijf struikelstenen op de Diependaalsedrift

Ik had ze al eens eerder in de joodse wijk van Berlijn gezien. De straatjes waren er bezaaid met die Stolpersteine, een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Hij brengt de keitjes aan bij de huizen van verdreven, gedeporteerde en vermoorde nazi-slachtoffers.  De meesten hebben geen graf maar op deze manier krijgen ze hun naam terug en kunnen ze in herinnering blijven leven. Het project om op deze manier aan de Holocaust te herinneren is gelukkig over genomen in Nederland. Helaas de naam ook. Struikelstenen. Je struikelt tegenwoordig  niet meer over de joden; zou ‘Gedenkstenen’ niet passender zijn? Nee, zegt Demnig, je struikelt over die stenen met je hoofd en je hart, en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen. De vijf goudglimmende keitjes op de Diependaalsedrift verrichten zwijgend hun indrukwekkend werk. Ze brengen de  Menko’s weer terug in hun eigen straat.

De Dondersstraat in 1940.

Er moeten 930 van die struikelstenen komen in Hilversum. In de Dondersstraat worden het er 12, voor de huisnummers 11 (de winkel van de  familie Philips), 21 (de familie Northeimer) en 39 (mevrouw Bernstein). Van de familie Philips zijn briefkaarten uit Westerbork bewaard gebleven, zo lees ik eenmaal thuis op www.joodsmonument .nl.  Dochter Susanna schreef aan haar vriendin: “Sinds de laatste brief (..) is er heel wat gebeurd. We zijn ook weggehaald, en zitten nu in kamp Westerbork. Beppie heeft roodvonk, daarom blijven mijn vader en moeder en Nettie hier. Meijer [haar broer] is heel alleen naar [kamp] Vught. Ik ga misschien wel door naar Polen.”

In mei 1943 volgt een tweede schrijven: “Nog steeds op Hollandse bodem. Ik denk dat dit het laatste bericht is, dat je van me krijgt. Wil je bericht naar Hilversum sturen, dat wij hier zijn en doorgaan? (want Beppie is al haast weer beter). Nettie is vandaag niet goed en ligt in bed. M’n vader heeft griep en hoge koorts. Mijn beide benen zijn zo verbrand van de zon, dat ik er mee naar de dokter moest. Wij zitten hier middenin de Drentse heide. Maar ik ben liever in de Gooise heide. Schrijf nog eens terug. Misschien ontvang ik het nog”

Een maand later komt een laatste bericht: “Zo jullie zien zitten we nog steeds in Westerbork. Mijn moeder heeft sinds 3 weken een middenoor ontsteking en knapt juist weer op. Nettie ligt in het ziekenhuis. Ze heeft het aan de gal. Ze had steeds hoge koorts en viel steeds flauw. Ik zelf lig in bed met een keelontsteking. We hadden pas een brief van Meijer en een van z’n meisje uit Vught. Beppie is weer thuis van de roodvonk en ziet er gelukkig weer goed uit.”

In juli worden Susanna (16 jaar), vader Jacob (42), moeder Betsy (39) en haar zusjes Jeannette (14) en Beppie (4) en 2412 anderen gedeporteerd naar concentratiekamp Sobibor. Direct na aankomst worden ze vernietigd. Broer Meijer (25) sterft in november 1943 in het turfstekerskamp  Dorohucza, nabij Sobibor.

"Lieber familie ..."

“Lieber familie”, schrijft Meijer Philips op 29 augustus 1943,  “und jetst schreib ich dir. Heute haben wirr Schreiberlaub. Ich will dir melden das mir alles gutt geht. und meine arbeit gut teksten kann. Essen und trincken gut. Ich hoffe dass es dir auch gutt geht. Gibst alle bekannte die grusse von mir. Ich spiel jeder abend auf meiner fluit. die beste wunschen von euerer freund, Meijer Philips.” De familie bestond al sinds een ruim jaar niet meer.

Op rustige avonden kan ik vanuit mijn tuin het gedender van de treinen horen. Eerst vond ik dat wel een romantisch gehoor: reizigers met onbekende verlangens en plannen op weg naar allerlei bestemmingen. Later, toen bleek dat nachtelijke giftransporten ’s nachts over het rails bonkten, veranderde het gevoel. Nu, sinds ik me realiseer dat goederenwagons volgepakt met joden over deze spoorbaan richting hel werden gevoerd, is het een naargeestig gedreun geworden, als van een doffe dodentrom.  De overvolle, nachtelijke goederentrein met het gezin Philips passeerde op een steenworp afstand de Dondersstraat. Hebben ze door een kier naar hun huis, hun straat gekeken?

Ik heb er geen schuld aan, maar toch doet het me zeer en jaagt het me angst aan. Dezelfde angst, die ik voelde in de gruwelijke steengroeve van concentratiekamp Mauthausen. Niet de angst voor de dood, maar een veel grotere angst. De angst voor wat de ene mens de andere mens kan aandoen. De angst voor het besef dat de mens veranderd kan worden in een bloeddorstig, gewetenloos monster. Ieder mens.  Ook ik.

Eén reactie op “Spoor door Hilversum – 2”

  1. Esther zegt:

    Beste Jelte,
    Mooi geschreven!
    Toevallig ontving ik gister bericht over mogelijk plaatsing van struikelstenen in juli dit jaar ter nagedachtenis voor de familie van mijn opa Ab. Deze stenen komen in Amsterdam.
    Ik ben benieuwd en zeker van plan aanwezig te zijn.
    goede groet!
    Esther

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image