Handen

28 februari 2014

Ik kijk naar mijn handen, maar denk aan de zijne. Al vanaf uur 0 heb ik hem uitputtend gefilmd en daarom weet ik  precies hoe handen beginnen aan hun avonturen. In uur 2 en 3, als zijn ogen nog niet goed begrijpen wat ze moeten doen, ontdekken de handjes al dat je lucht niet kunt vasthouden en dat ze alle kanten op kunnen maaien. De handpalm is niet groter dan een dubbeltje en de vingers niet sterker dan stengels taugé. Ze zijn zacht en gaaf en ontluisterend mooi.

En dan mìjn handen. Craquelé. Aderen en pezen kronkelen als wortels van een weerbarstige boom. Littekentjes. Krassen. Het mooie is er af. Toch bewonder ik ze. Ze zijn hondstrouw. Ze doen alles wat ik wil, zonder morren, zonder vragen. De woorden, die in mijn hoofd opkomen, zetten zij op papier, ook al heb ik mijn ogen dicht. Wat ik zie, schetsen zij op het doek. Zij loodsen mij door een naderende bocht. Zij trommelen mee met het deuntje in mijn hoofd. Ik heb geen omkijken naar hen. Onbegrijpelijk zijn ze eigenlijk.

Het mooie is er af.
Het mooie is er af.

Wat hebben ze allemaal in mijn dienst gedaan?
Gevoeld, gepakt, gestreeld, bemind.
Geroffeld op schrijfmachines en toetsenborden.
Getimmerd, geschaafd, geverfd, geklust.
Gevochten, geslagen, gestompt.
Altijd zonder morren.

Maar tegenwoordig niet meer. ’s Morgens vroeg snerpt een smerige pijn door de palm van mijn linkerhand. Steun ik er op dan krijg ik een genadeloze steek in mijn duimgewricht. (meer…)