Jezus aan mijn poort
21 december 2019Hij verscheen mij in een wolk van rook en zaagsel, geelwit in het vroege zonnelicht, zondagochtend, een uur of elf. Zijn sik priemde recht vooruit. Zijn grijze ogen spoten verontwaardiging. Zijn mond stond open maar had nog geen woorden.
Die wolk was van mij. Met mijn afgebeulde cirkelzaag vocht ik tegen het weerbarstige hout van de tuinpoort, die ingekort moest worden. Het zaagblad was zo bot en zo heet, dat het hout jankte en schroeide.
‘Wat doet u nou, sprak Jezus benauwd. ‘Op zondag!’
Wat ik deed leek me nogal duidelijk.
‘Ik mag hier in mijn eigen tuin doen wat ik wil’, antwoordde ik pissig.
‘Op de Dag des Heren?’
‘Waar staat het in de bijbel dat je niet op zondag je tuinpoort mag afzagen’, zei ik kwaad, zette de cirkelzaag weer aan en liet Jezus verdwijnen in een nieuwe stinkende wolk. Smijtend met boze woorden liep hij weg.
Jezus heet eigenlijk Jan Bierman, maar niemand kent hem bij die naam, hoewel hij al jarenlang in onze straat woont, teruggetrokken achter een manshoge haag van stekelige struiken, als een reusachtige doornenkroon. Je ziet hem niet vaak. Soms loopt hij met grote passen en een platte aktetas onder zijn arm naar onbekende bestemmingen. Soms ook zie je hem rommel van de straat oprapen. Soms praat hij tegen kinderen die hier op straat hier spelen. Maar altijd, zomer of winter, warm of koud, draagt hij een smoezelig legergroen jack en een flat cap. Onder de klep schieten twee lichtgrijze ogen alert heen en weer, alsof hij patrouilleert, op zoek naar iets. Maar naar wat?
‘Naar ongeoorloofde dingen’, openbaarde Jezus onlangs, ‘bijvoorbeeld buitenlichten die te vroeg aangaan of te laat uitgaan.’
Hij ontvangt opdrachten van een engelbewaarder, die sinds 1972 tot hem spreekt. Die brengen hem voortdurend in problemen. Zoals toen Jezus aan de politie rapporteerde dat Van de Berg, zijn buurman, met ‘vreemde dingen’ bezig was. Maar de politie deed niets. ‘Je hebt geen bewijs’, zeiden ze en lieten het erbij.
Maar wèl begon de politie toen op Jezus te letten. Ze maakten hem uit voor een pedofiel omdat hij op een snikhete dag een spelend kind waarschuwde voor de brandende zon. Sindsdien ziet Jezus overal waar hij komt politieauto’s van waaruit hij in de gaten gehouden wordt. En toen hij op paleis Soestdijk een brief aan de toenmalige Koningin wilde overhandigen, werd hem de weg versperd door een marechaussee, die kennelijk al was ingeseind over zijn vermeende pedofilie.
Ook verdacht en bovendien schandelijk vindt Jezus het hoe hij door wethouders behandeld werd toen hij een monument voor de Hilversumse architect Willem Dudok had ontworpen en het ontwerp op het raadhuis had afgegeven. ‘Nooit een bedankje gehoord’, zegt Jezus. ‘Geen idee wat zij er mee hebben gedaan. Zijn dat nou wet houders?’
Ondertussen spannen buurman Van de Berg en de politie tegen hem samen. Zodra Jezus zijn huis verlaten heeft, snuffelen beiden in zijn huis en in zijn spullen, zitten met hun vingers overal aan en pikken zelfs dingen in. Zijn tablet bijvoorbeeld, vol met teksten en aantekeningen
Die brutale diefstal heeft Jezus niet op zich laten zitten. Als een ware Maarten Luther timmerde hij onlangs een bord van ongeveer een meter bij zeventig centimeter in elkaar, krabbelde het vol met zijn boodschap aan de wereld en plaatste het boor zijn haag, zichtbaar voor iedereen. Mijn internet, heette zijn manifest. Omdat het nogal veel tekst was, maakte ik er een foto van zodat ik Jezus’ woord rustig thuis tot mij kon nemen. Maar goed ook, want binnen de kortste keren was het bord verdwenen.
Je snapt wel door wie, zou Jezus ongetwijfeld zeggen.
Uit zijn manifest blijkt dat Jezus dikwijls hemelse boodschappen, visioenen en opdrachten ontvangt, want hij is één van de twee getuigen, die in het bijbelboek Openbaringen aangekondigd zijn. Dat is alarmerend nieuws voor bijbelkenners. Het betekent dat het einde van de wereld nabij is. Volgens de voorspelling zullen dan de twee getuigen 1260 dagen lang, zo’n 3 ½ jaar, profeteren en wonderen verrichten. Uiteindelijk zal satan het tweetal weten te doden – tot grote vreugde van zijn aanhangers. Terwijl die feest vieren liggen de twee lijken 3 ½ dag op straat, maar dan wekt god hen weer tot leven en neemt ze op in de hemel.
De ene getuige is dus de Jezus uit mijn straat, de ander een Belg. Ze hebben elkaar ontmoet bij vrijwilligerswerk in Oostenrijk. Een engelbewaarder gaf hen twee taken. De ene taak verrichten ze naar tevredenheid, zeker Jezus, maar over hoe ze hun de tweede taak uitvoeren is god behoorlijk pissig geweest. ‘Dat merkte ik in 2003’, schrijft Jezus. ‘Voor die tijd was ik wat verbolgen over mijn taak. Zo erg dat ik inwendig mijn vuisten balde naar Hem.’ Gevolg: een nieuw, angstaanjagend visioen. ‘Ik zag een persoon, zetelend op een grote stoel. Hij kwam in beweging en stond daarna vlak voor mij, zonder een woord te zeggen.’ Waarom Jezus daarvan schrok, legt hij niet uit. Hij is trouwens lastig te volgen, zijn gedachten en zijn zinnen maken wonderlijke kronkels.
In het jaar 2015 kreeg Jezus in het hoekhuis met de hoge haag een verschijning van moeder Maria. ‘Een volmaakte vrouw’, zo schrijft hij. ‘Ze was zeer vriendelijk tegen mij en strekte haar handen een beetje naar mij uit. Wonderbaarlijk, niet?’
In deze donkere wintermaanden staat het huis er doods bij. Geen lichtje te zien, geen leven te bespeuren. Waarschijnlijk is hij weer op de vlucht voor satan en voor zijn dood, loopt hij met zijn grote stappen rond in Israël, waar hij dikwijls is. Ook daar raapt hij de rommel op van straat. Ook daar beleeft hij wonderen en visioenen. Maar ook daar wordt hij achtervolgd door argwaan, beloerd vanuit politieauto’s en gezocht door satan. Maar ondanks dit al verricht iedere dag opnieuw en onvermoeibaar hij zijn vermeende taak.
Arme Jezus.