Vluchtelingen op de fiets

Ochtendnevel omfloerst de laan. De bomen popelen om onthuld te worden. Deze herfst is een Van Gogh op z’n waanzinnigst. Hij smijt met de felste kleuren. De straat is helgeel. Bladeren vuurrood. De lucht lavendel. Voor me zwabberen twee fietsers zo vervaarlijk dat ik ze niet durf te passeren. Zien ze ook de kleurenpracht? Of willen ze het niet zien? Lijkt het te veel op het vuur en de rook van Aleppo, Homs of welke stad dan ook?

Vuurrode bladeren.

Vuurrode bladeren.

Het is marktdag. Ze zijn uit op een visje, een brood misschien. Of alleen maar wat afleiding. Ze steken het kruispunt over alsof ze onkwetsbaar zijn. Dat heeft hun waanzinnige reis dwars door het weerbarstige Europa hen wijs gemaakt. Wie Aleppo heeft overleefd, overleeft ook Hilversum wel.

De noodopvang van zo’n honderd vluchtelingen in de oude kazerne op ruime afstand van ons dorp verloopt goed, meldt onze burgemeester. Het afgelopen weekeinde zijn er fietslessen gegeven. Daarmee zijn ze dadelijk wat mobieler en kunnen ze de omgeving eens verkennen, aldus de burgemeester.

De twee zijn inmiddels ongedeerd op de markt aangekomen. Opgetogen verdwijnen ze tussen de kraampjes.
Lekkere mango’s, schreeuwt de groenteman.
Ze knikken beleefd terug.

Evacuees zoeken nieuw onderkomen.

Evacuees zoeken nieuw onderkomen.

Plotseling moet ik terug denken aan Yen Van Tro, mijn eerste vluchteling, dobberend in een gammel  bootje op een uur afstand van het lokkende Hongkong. Als je evacuees ook tot vluchtelingen moet rekenen, dan waren twee oude Beverwijkers de allereersten. Ik was toen drie-en-een-half jaar en het was oorlog. De Duitsers wilden langs de hele kust vrij schootsveld hebben en alle woningen en gebouwen daar werden met de grond gelijk gemaakt. De bewoners moesten zelf maar nieuw onderdak zoeken. Mijn vader – handelsreiziger- kreeg diep medelijden toen hij twee oude mensen aantrof  met  wat schamele bezittingen en zonder dak. Hij nam ze in zijn bestelautootje mee naar huis, een eenvoudige woning in Koog aan de Zaan.

Het tweetal is voor het grootste deel uit mijn geheugen gewist. Het volgende zijn voornamelijk de herinneringen van mijn oudste broer. Hij weet nog goed dat het asiel een ramp was en dat vader al snel spijt had van zijn menslievende daad. Vooral de man werkte op onze zenuwen. Hij bleek een vervelende kerel te zijn, die de godganse dag in dikke kleren naast de kachel zat te klagen dat het zo koud was in ons huis en waarom er niet harder werd gestookt. Het lintje (vrijwillige brandweer), waarop hij als een aap zo trots was, was bij de evacuatie verloren gegaan en daarom droeg hij nu op zijn kostuum de knotsgrote medaille, die steeds aan de wand had gepronkt.

Binnen de kortste keren wist vader een nieuw onderkomen voor de twee oudjes te regelen. Uit dankbaarheid schonk het tweetal ons een wanstaltig zware bijbel vol griezelige illustraties van Gustav Doré, die de twee evacuees waarschijnlijk te groot en te zwaar vonden om opnieuw mee te slepen. In onze ogen leek het boek een fortuin waard, maar tot op heden deelt niemand anders die mening.

Dobberend in de baai van Hongkong.

Dobberend in de baai van Hongkong.

Ja, Yen Van Tro. Ik ben benieuwd waar die nu is. In Amerika of nog steeds in Emmen? Heeft hij gevonden waarvoor hij en zijn gezin hun leven waagden? Hun bootje danste woest op de golven in de baai van Hongkong en trok nijdig aan de ketting waarmee het aan een breed vlot was vastgemaakt. Half ziek en volkomen uitgeput probeerden ze zich te warmen onder natte dekens. Op een uur afstand lag, onzichtbaar door de regens, de Britse kroonkolonie Hongkong, de vrijheid. Van Nederland, laat staan van Emmen, had hij nog nooit gedroomd.  Van vrijheid des te meer. Dappere Tro, hoe is het verder met je vergaan?

Mijn tijd als razende reporter zit er reeds lang op. Toen – 1986 – waren het de Noordvietnamezen die massaal op de vlucht sloegen en de kusten van Azië overspoelden. Er kwamen zoveel vluchtelingen dat de regio de opvang niet meer aan kon. Hongkong puilde uit. Er werd een beroep gedaan op het rijke Europa. Het zelfde deuntje, het zelfde refrein.

Waar welkom?

Waar welkom?

Journalisten waren meer dan welkom in Hongkong. De stad wilde graag laten zien hoe hopeloos de situatie was en hoe vreselijk de opvang. We filmden in het vuile, overvolle Jubilee-kamp. De ratten moest je opzij schuiven als je ergens naar binnen wilde gaan. Vier kinderen sliepen er in een ingebouwde kast, twee planken, twee naast elkaar. Totaal gebrek aan ruimte, totaal gebrek aan privacy. Maar wel vrijheid. De vluchtelingen konden zo het kamp uit, de stad in.

Om de nieuwe inderhaast  ingerichte kampen te bekijken, hadden we een boot nodig, want die liggen op geïsoleerde eilandjes, ver uit het zicht van de stad. Hoge hekken met prikkeldraad, strenge discipline, bewaking door gevangenispersoneel. In een grote hal waren ze samen gedreven in royale stapelbedden van twee vierkante meter. Honderden. Een opgehangen lap bood enige privacy. Gelaten wanhoop lag als een dikke deken over hen heen.  ‘Een gevangenisboef kan zijn dagen aftellen, weet wanneer hij vrij komt. Deze mensen niet, zij weten niet wanneer zij vrij komen’, sprak ik ter plaatse theatraal in de microfoon.

Het houdt niet op.

Het houdt niet op.

Naam?
Yen Van Tro.
Een nerveuze glimlach. Een brede boerenkop, uitstekende jukbeenderen, een glanzende kuif schuin over zijn voorhoofd. Naast hem zijn vrouw, minstens een halve meter kleiner, een baby op schoot. Aan weerszijden twee kinderen, die zich nauwelijks durven te bewegen. Het gesprek zal beslissen over de rest van hun leven.
Een Nederlandse regeringsdelegatie is gekomen om zich te ontfermen over de schrijnendste gevallen. Tro en zijn gezin zijn dat. Ze zitten stokstijf van de zenuwen hun glimlach vol te houden.

Enkele maanden later zie ik Tro weer. Op Schiphol, samen met zijn gezin. Ze zijn uitverkoren om naar Nederland te komen, samen met nog een aantal anderen. De staatssecretaris van vluchtelingenzaken spreekt hen toe. Yen glimlacht nog steeds nerveus, knikt naar iedereen die hem aankijkt. Het is koud en mistig. In bussen wordt de groep naar Apeldoorn gebracht. Daar worden ze voorbereid op de Nederlandse samenleving. Tandarts, taalles, inburgeren.

Mag ik hoersubsidie?
Nee, dat gebeurt niet in ons land!
Maar de boerman krijgt het wèl.

De laatste keer dat ik Tro en zijn gezin zie, krijgt hij de sleutel van een eengezinswoning in Emmen. Hij is dood nerveus, er kan geen glimlach af. Straks moet hij zijn handtekening zetten onder het  huurcontract, maar hij heeft scheurtjes in de muren gezien. In Apeldoorn heeft hij geleerd geen handtekening te zetten als je de gevolgen niet kunt overzien. Scheurtjes zijn heel normaal in Hollandse huizen, legt de buurvrouw uit. Dat-Hebben-Wij-Ook.

Hoe vergaat het vluchtelingen in Nederland?

Hoe vergaat het vluchtelingen in Nederland?

Het allerbeste, meneer Yen. En veel geluk in Nederland voor u en uw gezin!
Mijn tijd bij de actualiteitenrubriek zit erop.  Ik keer terug in de droomwereld van het schrijverschap. Tro lost op in mijn gedachten, maar de twee Syriërs brengen hem onverwacht terug. Interessant om uit te zoeken hoe vluchtelingen Nederland overleven. Daar zit een mooie documentaire in. Maar ik ben een pensionado. Mijn ideeën hebben platvoeten. Ze komen niet ver.

De twee Syriërs komen terug van de markt met een groot stuk schuimplastic en zoeken hun fietsen. Ik kijk een andere kant op. Ik wil niet zien hoe ze straks met die onhandige lap wegfietsen, alhoewel ik weet dat ze zich wel redden.

Eén reactie op “Vluchtelingen op de fiets”

  1. Jelte Rozema zegt:

    Wat een prachtig en ontroerend verhaal, Jelte! Jij bewaart dingen zorgvuldig in je geheugen. Ik hoop dat je ze lang zult blijven opschrijven.
    Oom Tinus die twee Beverwijkers, die door de bezetter uit hun huis waren gezet, meenam naar huis. En je broer Simon die nog weet dat het onderdak bieden oom Tinus en tantje Meintje heel zwaar viel.
    Geboren op de Belgische straat, genoemd naar de Belgische vluchtelingen van WOI, opgevangen in Zaandam, heb ik gelezen dat zij ook mopperden op hun Zaanse gastheren. Eergisteren reed ik langs de Noorderkerk in Zaandam waar zeven dagen per week contact, begeleiding en taalles wordt geboden aan Syrische vluchtelingen. Ik voelde trots en waardering dat de Noorderkerk dit doet. De vluchtelingen wonen en slapen in tenten in het in ’t Veld park. Zij morden wel over het magnetron-opgewarmde eten. Marokkaanse bewoners van Zaandam bereidden grote hoeveelheden voedsel, dat erg wordt gewaardeerd. Er komen vast straten in Zaandam met namen zoals de Aleppostraat en Homsstraat. Er zijn dan ook Syrische restaurants met een goede keuken. En er werkt een Syrische arts in een tandheelkunde kliniek.

    Ik zie uit naar een volgend mooi verhaal van je, Jelte!

    Jelte Rozema

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image