Archief voor

Kerstnacht 51 jaar geleden

13 december 2012
Een krantenartikel dwarrelt onverwacht neer in het heden, oud en vergeeld. Het zijn een paar regels in dagblad De Typhoon uit 1961. Volgens de journalistieke wetten moet daarover gezwegen worden. Alleen gebeurtenissen die 25, 50, 75 of 100 jaar oud zijn mogen nog eens in de schijnwerpers worden gezet. Het is not done om aandacht te besteden aan een knipsel van 51 jaar oud. Toch doe ik het. Ik heb geen zin om 24 jaar te wachten en waarschijnlijk ook zoveel jaren niet meer te gaan.

 

De Berlijnse muur verrijst.

Het jaar   1961 dus. De wereld is niet veel rustiger dan nu, al zijn er heel wat minder  journalisten en media dan in het hyper-nerveuze heden. In Nederland is Jan de  Quay minister-president van dienst en over de wereld heerst John F. Kennedy, daarbij dwars gezeten door het kwaadaardige kwartet Nikita Chroestsjow, Mao   Tse-tong, Fidel Castro en Ho Tsji-minh. Het Rode Gevaar loert overal, maar  onze JFK is onverschrokken en onvermoeibaar. Hij stuurt zijn troepen naar   alle brandhaarden ter wereld: Cuba, Vietnam en Duitsland. Dwars door Berlijn  is een muur gemetseld, die de stad tot een kooi maakt en de inwoners gevangen zet. Het Vrije Westen is diep verontwaardigd.

(meer…)

Spoor door Hilversum – 2

23 november 2012

We volgen het Westerborkpad door Hilversum en worden op de Diependaalsedrift gewaarschuwd: struikelstenen aan de overkant. Struikelstenen? Wat zijn dat nou weer? Voor huisnummer 16 glanzen vijf vierkante plaatjes in het trottoir. Je moet diep bukken om ze te kunnen lezen.  Hier woonde Jan Hendrik Menko, geboren 1898, gedeporteerd 1944 uit Westerbork, Auschwitz vermoord 11-02-1944. De vier andere stenen hebben gelijksoortige teksten. Alleen de namen verschillen: Steven Menko, geboren 1929, Marion Menko, geboren 1931, Erik Menko, geboren 1936, Lotty Dora Menko-Polak, geboren 1907. Vader links, moeder rechts.

Vijf struikelstenen op de Diependaalsedrift

Ik had ze al eens eerder in de joodse wijk van Berlijn gezien. De straatjes waren er bezaaid met die Stolpersteine, een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Hij brengt de keitjes aan bij de huizen van verdreven, gedeporteerde en vermoorde nazi-slachtoffers.  De meesten hebben geen graf maar op deze manier krijgen ze hun naam terug en kunnen ze in herinnering blijven leven. Het project om op deze manier aan de Holocaust te herinneren is gelukkig over genomen in Nederland. Helaas de naam ook. Struikelstenen. Je struikelt tegenwoordig  niet meer over de joden; zou ‘Gedenkstenen’ niet passender zijn? Nee, zegt Demnig, je struikelt over die stenen met je hoofd en je hart, en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen. De vijf goudglimmende keitjes op de Diependaalsedrift verrichten zwijgend hun indrukwekkend werk. Ze brengen de  Menko’s weer terug in hun eigen straat.

(meer…)

Spoor door Hilversum -1

14 november 2012

Vreemd om als toerist naar je eigen woonplaats te wandelen en er ook nog overdonderd te worden  door allerlei nieuwe ontdekkingen! We volgen het Westerborkpad, in het spoor van de joden die per trein van Amsterdam-Muiderpoort afgevoerd werden naar Westerbork. Hilversum ligt ook op die route.

We zwerven al sinds jaar en dag over de Westerheide, maar het Westerborkpad leidt ons naar Hilversum over een leuk pad, dat we nog nooit  gelopen hebben. Achter de groene bosschages piept een onzichtbare trein. Op deze wandeltocht is de spoorlijn nooit ver weg. Over de Laan 1940-1945 lopen we Hilversum binnen,  voor ons bekend terrein. Links zullen we zo meteen een eerste gedenkteken zien: een steen uit de groeve van Mauthausen. Maar er is niets te zien. Het monumentje is verdwenen. Nee, roepen mijn wandelgenoten, je bent in de war. Het monumentje staat heel ergens anders. Het wandelgidsje geeft hen gelijk. Pagina 69 laat zien dat het monument op de oude begraafplaats ‘Gedenkt te Sterven’ staat, in het oude hart van ons dorp.

Deze steen uit het vernietigingskamp Mauthausen zij de komende generaties een teken. 5 mei 1970.

(meer…)

Munnekeburen

10 oktober 2012

De schelpen van het voetpad breken onder onze wandelschoenen. Het pad lijkt een sluipweggetje langs de losse huizen die hier hardnekkig staan te staan, ondanks de harde wind die de wilgen wiegt en aan de daken trekt. Maar eeuwenlang was dit de hoofdweg vanuit Spanga  naar het noorden, tot aan de dijk van de Tjonger. Bijna evenwijdig aan dit pad loopt de Grindweg, nu een asfaltweg. In Munnekeburen komen de twee  wegen zo dicht bij elkaar dat alleen de kerk met zijn begraafplaats er nog tussen past.

Het kerkje van Munnekeburen.

Wij, mijn broer en ik, lopen hier in de voetsporen van onze overgrootvader Auke Haven, arbeider-boerenknecht, in de hoop iets te voelen van zijn leven, zijn wereld en onze afkomst. Een onzinnig idee. Munnekeburen zwijgt als het graf en afgezien van af en toe een auto over de Grindweg is er geen mens te zien of te horen. Een groepje eenden zorgt voor het enige teken van leven. Het dorp is overhaast verlaten of iedereen zit muisstil binnen. Het hek van de kerk roept krijsend om hulp als we de begraafplaats betreden, maar niemand reageert.

(meer…)

Andermans boeken

3 september 2012

Zwijgende boeken

Zelf kon ze geweldig zwijgen maar haar boeken overtreffen haar glorieus. Ze staan met hun ruggen naar me toe, als gijzelaars wachtend op een nekschot. Pak maar wat je wilt, heeft Kees gezegd. Ik scan de titels maar op iedere rug staat Fred, Fred, Fred. Fred is dood, gecremeerd en terug gebracht tot twee-en-een-halve kilo as.

Nu moet ook haar boekenkast er aan geloven. Het is vooral opera, heel veel opera. Dat was haar passie. Toen het nog kon, vloog ze regelmatig naar New York om er zoveel mogelijk opera’s op te slurpen, meestal meerdere op één dag. Beladen met cd’s keerde ze terug. Hier staan ze, in gelid, plank na plank. Ik laat ze staan. Ik hou niet van opera.

Fred belt op een moment dat ze niet kan bellen. Op zaterdagmiddagen zit ze vastgekoppeld aan een ingewikkelde machine, die haar nieren spoelt. Wij razen over de A9. Toch is het Fred. De commissie moet onmiddellijk bijeen komen, zegt ze, want ze heeft zich af laten koppelen. Ze is voorgoed gestopt met dialyseren. Dat betekent dat ze binnen veertien dagen zal overlijden. (meer…)

Hei is mooi!

30 augustus 2012

Mooier was de heide nog nooit.

Op een kleine 1200 kilometers van mijn huis aanschouwde ik deze zomer de lavendelvelden van de Provence. Maar hoe goed die paarse sprietjes ook hun best doen, ze halen het niet vergeleken bij het spektakel dat zich op nog geen kilometer van mijn huis afspeelt. De Gooische Noorderheide staat maniakaal met vurig violet te smijten alsof Vincent van Gogh nog overtroffen moet worden. Wat een kleur. Zelden zag ik zo veel en zo uitbundig paars joelen in mijn ‘achtertuin’.

Die heide was voor de schrijver Frederik van Eeden reden om hier te gaan wonen en liet er zijn kleine Johannes rond zwerven:
“Johannes ging aan den weg zitten, tusschen de donkere heide met de miljoenen kleine purperen bloempjes (..) het was prettig zoo vrij te zijn en zoo alleen en vertrouwd, te huis in het open veld. liefst bleef hij buiten slapen, in het kreupelhout.”

Tijdgenoot Lodewijk van Deyssel was ook dit niet met Van Eeden eens. Volgens die mopperkont “.. is de bloeiende heide niet mooi, omdat dat violet op licht paarsch, een lelijke kleur is. De bruine heide, met hier en daar iets fel roods er tusschen, is mooi.”

Van Deyssel heeft de zomer van 2012 niet mee mogen maken, anders had hij onmiddellijk zijn mening moeten herzien.

Mijn oude leraar

31 juli 2012

Zou ik hem op straat herkend hebben? Natuurlijk. Dit is de man die het op zijn geweten heeft hoe mijn leven is verlopen, wat er van mij geworden is. Hem herken ik uit tienduizenden. Dezelfde zwarte wenkbrauwen, hooguit wat borsteliger. Dezelfde donkere ogen met de lachende zonnetjes erin. Dezelfde verwachtingsvolle blik.
‘Dag meneer Van Houts’, zeg ik.
Met beide handen schudt hij de mijne en zoekt in mijn gezicht naar de blonde jongenskop van vroeger en de bijbehorende naam.
‘Jelle’, glimlacht hij, ‘Jelle Rep.’
Zijn stem is wat zwakker. Niet meer de stem die Elsschot voorlas, en Lucebert, en Bordewijk. De stem die voor ons de schatkamers van de Nederlandse literatuur opende en ons enthousiast meesleepte door dat betoverende luilekkerland.
‘Zeg maar Jan.’
‘O nee’, protesteer ik. ‘Geen sprake van. Dat kan ik niet.’
De leraar, die mij de schoonheid en de kracht van taal heeft laten ervaren en die mij de magische spanning tussen pen en papier heeft laten voelen, is Meneer Van Houts. En niet Jan.

Meneer van Houts, mijn leraar Nederlands.

(meer…)

Catastrofe in Echtenerbrug

10 mei 2012

In het gebied tussen het Tjeukemeer en de Tjonger liggen de wortels van de familie aan moederskant. De paar druppels Fries bloed in ons gaan brûze en siede –als in het Friese volkslied- , zodra dit prachtige stukje Friesland in beeld komt. Aan die verheerlijking van dit paradijselijke oord is een einde gekomen  toen er onlangs een sissende slang opdook: in het huisje van onze pake in Echtenerbrug had zonder dat we het wisten een oud-SS’er gewoond.

Echtenerbrug aan de rand van het Tjeukemeer.

Maar al eerder was het gedaan met mijn adoratie voor Echtenerbrug, want het speelde een kwalijke rol in de oorlogsjaren. Misschien had ik daar mijn ogen voor kunnen sluiten, ware het niet dat ik er door mijn werk mee te maken kreeg. In opdracht van de NCRV-televisie deed ik research naar het Englandspiel, een spionageaffaire die heel veel schade heeft aangericht. In Echtenerbrug  is Sturmbannführer Joseph Schreieder zijn carrière als spionnenvanger begonnen en werd het leven van verzetsman Hans Hers gebroken. Beide mannen heb ik zeer uitvoerig gesproken en leren kennen. En uit de verklaringen van beide mannen is mij gebleken dat het Englandspiel nooit zo’n catastrofe zou zijn geworden als Echtenerbrug niet zo’n verraderlijke rol had gespeeld.

(meer…)

Een spin op de trap

6 april 2012

En dan dat verrukkelijker kontje!

Avondritueel. Ik doe de lampen uit, de deuren op slot en beklim de trap omhoog, naar de slaapkamer. Zij ligt al in bed, slaapt waarschijnlijk al door het oneindige gekissebis van Pauw en Witteman. Ik doe het zachtjes want een krakende traptrede kan haar al wakker maken. Dan zie ik een bolletje op het tapijt van de trap. Wat aarde? Een pluisje wol? Nee, het is een spin. Spinnetje, moet ik zeggen, niet meer dan een centimeter groot. Ik trek de slipper van mijn voet en leg zorgvuldig aan voor de fatale klap. Zij die daar boven slaapt is als de dood voor spinnen, wordt al hysterisch als ze er één ziet, laat staan bij de gedachte dat zo’n beestje met z’n enge poten over haar blote huid loopt, op weg naar ik weet niet waar. Om haar heb ik er al zoveel doodgeslagen dat het  routine is geworden. Grote exemplaren pak en plet ik met een papieren tissue, kleinere vermorzel  ik met de hand. In ons huis geen spinnen.

Ik sta te trillen op mijn poten, ben gespannen als een speer. Zij zit in haar web en doet alsof ze mij niet ziet, niet interesseert, maar ik weet wel beter. Sinds onze ogen elkaar kort kruisten, kan ik haar niet vergeten, wat ik ook probeer. Ze is betoverend. Ze staat prachtig hoog op haar lange poten, alle acht even rank en mooi behaard. Haar ogen glanzen als druppels vocht. En dan haar achterlijf, kort, rond, strak en verrukkelijk. Ze maakt iedere dag de mooiste webben, strak en delicaat als het mooiste kant. Mijn pedipalp staat op uitbarsten. Ik heb mijn web verlaten en ga, nee moet haar bespringen. Nu.

Nee, nog niet. Ik moet het rustig aan doen, hitsige gek die ik ben. Als ik vast kom te zitten in haar web, ben ik reddeloos verloren. Ze spuit me plat, maakt pap van me en zuigt me leeg met dat zoete mondje van haar. Nee, nee, ik moet me beheersen, zachtjes haar web wiegen, ritmisch tokkelen op haar snaren, haar geduldig verleiden tot ik haar mag beklimmen en in haar leeg mag kolken. Na die verrukking mag ze alles met me doen. Opeten zelfs. Het kan me niet schelen, als ik haar maar een paar kostelijke minuten mag bezitten en betoveren.

Nu moet ik op haar af, onbevreesd, waardig, ingetogen, alsof het mij niet interesseert. Mijn bloed giert door mijn lijf, stuwt van achteren naar voren. Mijn bulbus staat op springen. Ik ben bang dat ik voortijdig ontplof. Ik houd even halt.

Zwap! Iets groots en zwart suist op mij af. De dreun komt vlak naast mij meer. Instinctief weet ik wat het is: de dood. Ik schiet weg, zo plat als ik kan, langs de rand van het tapijt. Ik weet dat dit het onherroepelijke einde is. Maar er is geen film waarin mijn leven voorbij flitst. Er is maar één beeld: zij met schrikogen in haar web. Dan opnieuw een grote, zwarte dreun. Ik trek al mijn poten in, maar het is raak dit keer. Ik kraak maar voel niks. Ik ben verdoofd door angst. Het laatste wat ik zie is haar heerlijke kontje, terwijl zij wegvlucht uit haar web.

Met mijn vingers veeg ik het donkere bolletje de traptrede af, bang voor een vlek op het tapijt. Het komt terecht op de plavuizen van de gang. Voor de zekerheid plet ik het met mijn slipper en raap het restant op. Er blijft een klein vochtplekje achter op de vloer. Met een wc-papiertje haal ik het weg en loop naar boven, naar de slaapkamer. Zij slaapt al als ik me zachtjes naast haar vlij. Toch vraagt ze van ver weg: Wat deed je?
Niks hoor, schatje. Ga maar lekker slapen, fluister ik geruststellend.

Help! Een SS’er in huis!

3 maart 2012

Het kettinghuis aan de Pier Christiaansloot.

Eén voetstap kan een lawine veroorzaken, één e-mail een familiereünie. De e-mail komt uit Delfstrahuizen (Dolsterhuzen),  een Fries dorp gelegen op door de familie uitgeroepen Heilige Grond. In het gebied tussen Oosterzee – Gietersevaart en Echtenerbrug zijn de liefdesbanden gesmeed die tot ons bestaan hebben geleid. De paar druppels Fries bloed die we nog  in ons hebben gaan onmiddellijk brûze en siede en bûnzje troch ús iere, zodra we die contreien betreden. Dat doen we overigens niet al te vaak. De laatste pelgrimage dateert uit 1994.

(meer…)