Archief ‘Hilversum’ categorie

4: Razzia in heel Hilversum

14 mei 2025

De mooie Hendrick de Keyserlaan in lentetooi 2025.

De oorlog werd steeds grimmiger, Hilversum steeds gevaarlijker, de buurt steeds benauwder. Er kwamen steeds meer Duitsers bij, met steeds hogere rang. Sinds de Amerikanen ook met de oorlog meededen, waren de Duitse militaire bevelhebbers ‘m gesmeerd uit Den Haag en waren, ver van de kust, beland in Hilversum. Dat was centraal, ruim en rustig.  Mooie scholen als onderkomen voor de manschappen, plezierige villa’s voor de officieren, veel ruimte voor recreatie, water, bos en heide rondom.

Deel 4 van 5 afleveringen

 

De toren van het Raadhuis werd gecamoufleerd met groene netten.

De hoogste Duitse militair in Nederland, Friedrich Christiansen, had het mooiste, ruimste en comfortabelste gebouw van heel Hilversum opgeëist voor hem en zijn staf, namelijk het gele Raadhuis. Maar hij wilde het wel groen geschilderd hebben want vanuit de lucht was het gebouw een heel makkelijk doelwit. Dat plan ging zelfs onze fanatieke NSB-burgemeester Von Bönninghausen te ver. Hij wist het voor elkaar te krijgen dat alleen de opvallende toren gecamoufleerd werd met bosgroene netten. Geen gezicht maar wel een veiliger gevoel voor Christiansen.  Maar toch niet veilig genoeg. Christiansen wilde zich liever ingraven op de Trompenberg. Die villawijk kon in zijn geheel afgegrendeld worden en tot Sperrgebiet verklaard worden.

De Rudelheimstichting werd in beslag genomen.

 De beste plek voor een commandobunker op de Trompenberg bleek Verdilaan 4 te zijn, toevallig (!) de plek waar sinds 1925 de Rudelheimstichting stond, een inrichting voor geestelijk gestoorde Joodse kinderen, die er allerlei vaardigheden aanleerden. Het gebouw werd zonder pardon geconfisqueerd. Het materiaal en de kinderen werden verplaatst naar de Monnikenberg, Heideparkweg 51 (nu Soestdijkerstraatweg 151). Het verblijf daar duurde maar één jaar. Op 9 april 1943 werden de 80 kinderen en hun begeleiders naar kamp Westerbork gebracht en van daar per trein afgevoerd naar Sobibor. Een week later waren zs allen vermoord.

Op het Rudelheimterrein werd met man en macht een ontzagwekkend bunkercomplex gebouwd, verreweg het grootste van Nederland: twee afzonderlijke bunkers van 86 x 22 meter, met elkaar verbonden door een corridor. Ruimte voor 100 à 120 man. Zijmuren en dak van 2,5 meter gewapend beton. Eigen water- en stroomvoorziening. Op het dak een dikke zandlaag met gras en sparren als camouflage.

De commandobunker werd omringd door kleinere bunkers. Op honderd meter afstand kwam een verbindingscentrum voor al het radio- en seinverkeer, de Wisseloordbunker.  Om deze belangrijke bunker te verbergen bouwden de Duitsers er een bakstenen huis op. De straten in de omgeving werden onherkenbaar gemaakt met camouflagenetten. Ook werden er niet-bestaande straten gesuggereerd met planten en aarde. Dit alles om herkenning door geallieerde vliegtuigen te voorkomen. Er vlogen er steeds meer over, voor bombardementen op Duitse steden en voor verkenning van Duitse stellingen.

Na de parade zwaait Christiansen tevevreden Hermann Göring uit.

Met al die superhoge militairen in Hilversum moest er ook wel eens een militaire parade worden gehouden. Op Jan Ehrenberg, die later op Hendrick de Keyserlaan 2 woonde, bekeek één keer zo’n parade, maar daarna nooit meer. Het maakte een diepe indruk op hem, zo vertelde hij. “De Ortskommandant, generaal Christiansen en andere hoge officieren zaten er hoog te paard. Aan de overkant van de Groest stonden twee Duitse bands te spelen, ratte-tam-tam-tam. En voor hen langs zag je voorbijkomen: infanterie, kanonnen, tanks; een macht die je je leven lang niet meer zou zien. Van de Groest gingen ze de Stationsstraat in, naar het station van Van Gent & Loos, waar de ene trein na de andere naar het oosten vertrok, naar Rusland en naar Joegoslavië. Zo’n macht had ik nog nooit gezien en zal ik nooit meer te zien krijgen. Im-po-ne-rend! Vrachtwagens waarin kaarsrecht zes kerels zaten, geweren tussen de knieën, loop recht omhoog, de ene vrachtwagen na de andere. Zware tanks, die het asfalt uit de weg haalden. Ongelooflijk. En al die marcherende soldaten van de Luftwaffe, zoveel, dat was ongelooflijk. Ik kwam thuis en barstte in huilen uit. Ik was ervan overtuigd dat we nooit meer van die moffen af zouden komen, zoveel macht als ik daar had gezien.”

Het wemelde op het laatst inderdaad van de legeronderdelen in ons aangename Hilversum. Voor de officieren werden comfortabele villa’s en woningen gevorderd.  De manschappen werden ondergebracht in scholen, de leerlingen werden in andere scholen gepropt of naar huis gestuurd. Ook in onze buurt kon je de Duitsers overal tegenkomen: bij de Snelliusschool aan de Snelliuslaan, bij het Christelijke Lyceum aan de Lage Naarderweg (net over het viaduct; nu Independer-gebouw), maar ook in de Hendrick de Keyserlaan, want zowel de Willebrordus jongensschool als de Gertrudis-meisjesschool waren ingepikt door het Duitse leger.

Duitse soldaten bij de Rennesseschool bezig met wapenonderhoud.

Dat was wel heel spannend, herinneren zich twee ooggetuigen uit onze straat. Jan Camfferman, oud-wethouder van Beverwijk en nog steeds radiomaker, die in de Hendrick de Keyserlaan 13 woonde, heeft levendige herinneringen aan de oorlogsjaren. “De soldaten die in die twee scholen zaten marcheerden vaak door onze straat, strak in het gelid. Dat was heel indrukwekkend. Ze hadden laarzen met dat ijzeren beslag er onder. Je kunt je voorstellen hoe dat klonk! Ze marcheerden zo naar de hei, waar hun spullen stonden en waar ze veel oefenden. Op de heide mochten wij niet komen. Dat was zwaar verboden. Je moest het trouwens niet aan de stok krijgen met die soldaten. Eén van de jongens in onze straat is eens heel dicht achter die marcherende soldaten aangelopen. Hij wilde weten hoe zo’n uniform rook. Nou, die knaap heeft er flink van langs gehad. Nee, zoiets zal hij nooit meer uithalen!”

Stiekem de hei op

Ook op Wim Lassing, Hendrick de Keyserlaan 14, maakten die marcherende soldaten veel indruk. “Tweemaal per dag marcheerde een peloton uiterst gedisciplineerde mannen met volle bepakking voorbij”, schreef hij. “Die cadans, dat geluid van die laarzen maakte diepe indruk op ons. Soms werden ze begeleid door drie soldaten die op van die rattenfluitjes bliezen en dan zongen ze uit volle borst: Und wir fahren gegen England. Mijn vriendjes en ik zijn hen een paar keer achternagelopen en kwamen toen stiekem bij Crailo terecht. Daar hadden de nazitroepen hun schietbanen, oefenterreinen, zwembad en een enorm stuk heidegrond voor het opslaan van munitie en ander oorlogsmateriaal. Het was een strategische plek nabij een rangeerplaats van de spoorwegen. Daar kwamen veel goederentreinen met allerlei wapentuig binnen.”

Om de oorlog vol te houden had Duitsland steeds meer mannen nodig. Hoe meer mannen door het leger werden opgeroepen, hoe stiller het werd in de Duitse fabrieken, hoe minder er werd geproduceerd, wapens en voedsel. Oproepen om in Duitsland en voor Duitsland te komen werken, kregen nauwelijks gehoor, hoe verleidelijk het ook werd voorgespiegeld. “De dagelijkse vergoeding bestaat uit goede kost, rookartikelen en loon volgens het geldende tarief. Voor de achterblijvende familieleden zal worden gezorgd.” Bijna niemand meldde zich aan, tot woede van de Duitsers. Kwamen ze niet vrijwillig, dan moesten ze maar gehaald worden.

Op maandag 23 oktober 1944, om 7 uur ’s morgens, ging in heel Hilversum het luchtalarm af. Consternatie alom, want zo vroeg gebeurde dat nooit. In de hele buurt bleken overal SS’ers rond te lopen en bij alle winkels waren biljetten opgehangen. Alle mannen tussen de 17 en 50 jaar moesten zich om 9 uur onmiddellijk melden in het Sportpark voor graafwerkzaamheden. Meenemen: eetgerei, wollen dekens, warme kleding en schop of spade. Meegenomen fietsen blijven in het bezit van de eigenaar.

De SS’ers ramden op deuren en ramen, drongen binnen in de huizen, doorzochten alle vertrekken, openden alle kasten, jatten van alles mee. Sommige Hilversummers hadden al schuilplekken in hun huizen gemaakt, onder de vloer, in een kast, onder de trap, in de schuur, in een regenton. Dat bleek vaak niet veilig genoeg en werd afgestraft met een kogel of een handgranaat.  Hilversum sidderde van angst en ellende.

Er was geen ontkomen aan

Jan Ehrenberg maakte de razzia mee. ‘Grote paniek overal!’, liet hij weten. ‘Die razzia was perfect voorbereid. Je kon geen kant op. Ja, één kant: de Hoge Larenseweg uit, de kleine spoorbomen over, over de Groest en dan door de Emmastraat naar het Sportpark.’ Ehrenberg was van plan om er op de Groest tussenuit te knijpen, een steegje in te glippen en dan onder te duiken in de City-bioscoop. ‘Maar ik had geen kans. Twee moffen met geweren riepen immer gerade aus. Er was geen ontkomen aan.’

Op Hendrick de Keyserlaan 10 stond Rietje Hilster (later mevr. Paap) op punt van bevallen. Haar man, Ries Hilster, was thuis, maar niet vanwege de bevalling. De afgelopen zaterdag was hij door de omroep gewaarschuwd niet naar de studio te komen omdat alle leden van het Omroep-Orkest dan waarschijnlijk opgepakt zouden worden. Hilster was fagottist bij het orkest. Maar het bleek tot zijn schrik dat de SS’ers overal mannen oppakten, ook in de Hendrick de Keyserlaan. Buurman Giskes werd opgepakt, waarop Hilster zich snel probeerde te verstoppen. Hij dook letterlijk onder. Rietje Hilster vertelde later aan haar kleindochter: ‘Ries verstopte zich bij de buren in de regenton. Maar hij klom er te snel weer uit en kwam toen onze tuin weer in. De Duitsers waren hier net vertrokken. Ries ging toen snel even naar een andere tuin, maar werd door een Duitser gezien.’ En meteen opgepakt en afgevoerd.

In het Sportpark moest lang gewacht worden op vertrek.

Bij de razzia werden zo’n 4.000 Hilversummers opgepakt en naar het Sportpark gebracht. Ze moesten daar eindeloos lang wachten op een medische keuring. Sommigen kregen een zenuwaanval, begonnen te schreeuwen en te slaan, maar mochten niet geholpen worden van de Duitsers. Uiteindelijk bleken 3761 mannen geschikt te zijn voor de ’graafwerkzaamheden’. De mannen die hun fietsen hadden meegenomen vertrokken als eersten naar het beruchte kamp Amersfoort. De rest moest lopen. Veel vrouwen volgden op veilige afstand hun mannen op hun tocht naar het kamp, wisten hen soms wat toe te stoppen. In Amersfoort werden de mannen ingedeeld in groepen. Een deel van dwangarbeiders werd per trein afgevoerd naar Duitsland om er te werken in de oorlogsindustrie. De anderen werden ingezet voor allerlei zware werkzaamheden buiten kamp Amersfoort.

Op hun weg naar kamp Amersfoort werden de fietsers nagekeken.

Ehrenberg, Giskes en Hilster bleven in Amersfoort. Een geluk voor Rie Giskes. Ze kon nu iedere dag naar Amersfoort fietsen met eten voor haar man. Op zaterdag 28 oktober bracht ze bovendien heel goed nieuws over haar buurvrouw: Rietje had een zoon gebaard. Voortvarend als ze was had Rie Giskes ook meteen bij de dokter een brief gehaald, dat Rietje in levensgevaar was en dat de thuiskomst van haar man dringend gewenst was. De wrede kampcommandant wilde Ries Hilster niet onmiddellijk laten gaan, stelde maandag in het vooruitzicht. Maar het lukte Hilster al op zondag voorbij de wacht te komen en meeliftend op een damesfiets weer thuis te komen. Hij had ontzettend veel geluk, want ’s avonds werden alle gevangenen van zijn groep op de trein gezet en afgevoerd naar Duitsland. Als het aan de kampcommandant had gelegen was Hilster met hen meegegaan. Thuis ging Hilster meteen aan de slag om een goede schuilplaats in zijn huis te maken. In een kast onder de zoldertrap, boven de ingebouwde kast in de voorkamer beneden wist hij een ruimte te creëren, die niet zo makkelijk te vinden was, zolang hij geen enkel geluid zou maken.

Ehrenberg werd ingezet bij een werkploeg, die zwaar werk moest verzetten bij bunkers in de omgeving van Nijkerk. Daar zag hij uiteindelijk kans om ongezien weg te komen en veilig in Hilversum te komen, waar hij meteen onderdook. Hoe Giskes het gedwongen werk heeft doorstaan, weet ik niet. Wel dat hij het overleefd heeft. Hij en zijn vrouw werden vriendelijke oom Piet en tante Rie van Eef Hilster, het jongetje dat net na de razzia werd geboren.

Er zijn natuurlijk veel meer mannen opgepakt in onze straat. Wie het waren en wie terug wisten te komen is niet bekend. Er is überhaupt weinig over bekend over al die mannen, die uit hun huizen werden gesleurd. Er zijn geen lijsten bijgehouden. Zij, die behouden thuis wisten te komen, hebben dat stilletjes gedaan. Je werd met de nek aangekeken als je voor de Duitsers had gewerkt, ook al was je daartoe gedwongen.

Volgt: 5 – Honger naar alles.

3: Tienduizend man op de Groest

10 mei 2025

Een ijskoude dag met sneeuw op het NSF-terrein

 

Deel 3 van 5 afleveringen

Gerrit Meerbeek fietste iedere ochtend vroeg van de Mercuriusstraat naar het station om op tijd op zijn werk te zijn bij Fokker in Amsterdam. Ook op de ijskoude 25 februari 1941, toen het 4 graden vroor, er een gemeen windje uit het noordoosten blies en het af en toe flink sneeuwde. Eenmaal in Amsterdam merkte hij dat de trams niet meer reden. Ook de arbeiders uit de haven hadden hun werk neergelegd en trokken massaal te stad in voor steun. Het nieuws ging rond als een lopend vuurtje. Hun stakingsoproep werd massaal opgevolgd. Want Amsterdam zinderde nog van woede over hoe de Duitsers omsprongen met de Joden. Die waren voor hun ogen als slachtvee bijeengedreven op het plein bij hun synagoge en in vrachtwagens afgevoerd.

Gruwelijke taferelen in de Amsterdamse Jodenbuurt.

Het was het beestachtige einde van een serie rellen, uitgelokt door de geüniformeerde WA ’mannen (Weerbaarheidsafdeling) van de NSB. Ze waren de Jodenbuurt ingetrokken om geweld uit te lokken. Dat lukte. De Joden sloegen terug met eigen knokploegen. Later kwam er hulp bij van de communisten. Bij de schermutselingen overleed één van de WA’ers, waardoor de Duitsers hun reden hadden om razzia’s te houden onder de Joden. Ze pakten 427 Joodse mannen op en dumpten ze op het Jozef Daniël Meijerplein tijdens de altijd drukbezochte zondagsmarkt. Voor de ogen van de marktgangers werden de mannen vervolgens in vrachtwagens gesmeten en afgevoerd. Slechts twee van hen zouden ooit terugkeren. Zoveel gruwel had Amsterdam nog nooit gezien. Dat pikten ze niet van die Moffen. Daarom legden ze met z’n allen het werk neer. Meerbeek kreeg een pamflet in zijn handen gedrukt. STAAKT!!! STAAKT!!!  STAAKT!!! smeekte het.

Hilversum, staakt mee!!

Op verzoek van zijn communistische maten belde Gerrit Meerbeek naar zijn kameraden in Hilversum en treinde daarna snel terug naar Hilversum om ook daar op te roepen tot de staking. Ze moesten snel zijn om tegenmaatregelen van de Duitsers voor te zijn. Toen Meerdijk tegen tweeën in Hilversum aankwam en hij in een koude sneeuwbui de Larenseweg oprende naar het NSF-terrein zag hij grote groepen werknemers al de poort uitstromen. De Hilversumse kameraden waren al in actie gekomen. Bijna alle 2.000 werknemers hadden gehoor gegeven aan het stakingsparool. Het geluksmoment van Meerdijk duurde maar kort. Een Nederlandse informant bij de Duitse politie had hem herkend. Hij werd ingerekend en zou tot de bevrijding in Duitse gevangenissen moeten zitten.

De stakers trokken in groepen naar andere bedrijven in de buurt met de oproep ook het werk neer te leggen. Dat lukte meteen bij de ijzergieterij en machinefabriek Ensink aan de Larenseweg (op het huidige Jumbo-terrein), bij tapijtfabriek en weverij Veneta aan de Oosterengweg en de Huygensstraat, bij Van Son’s Inkt en Verffabriek, bij Jaarsma’s Haardenfabriek, bij essence-bedrijf Polak & Swarz, Larenseweg en een klein beetje bij de Ripolin verffabrieken, aan het kruispunt Jan van der Heijdenstraat-Larenseweg.

Het NSF-complex gezien vanuit de lucht.

De volgende morgen, 26 februari, lag in Hilversum het werk op de meeste bedrijven en veel winkels stil. Overal waren stakingspamfletten opgeplakt, een Gooise variant van het Amsterdamse vlugschrift, dat Meerbeek had meegenomen. Hier niet driemaal STAAKT!!! maar tweemaal STAAKT!! met twee uitroeptekens. En hier was er niet alleen woede over de behandeling van de Joden maar werden ook ‘loon- en steunverhoging’ geëist en vrijlating van gegijzelde artsen. Kleinere pamfletten, die hand tot hand werden doorgegeven, moedigden aan de staking vol te houden en naar de proteststaking op de Groest te gaan. Ze bereikten ook de Hendrick de Keyserlaan.  Van  Piet Giskes, die op nummer 8 woonde, weet ik dat hij op de tekenkamer van de NSF werkte, maar er zullen wel meer bewoners uit onze straat bij die grote werkgever in dienst zijn geweest.

PROTESTEER MET ONS VOOR DE BOVENSTAANDE EISEN, ONDERSTEUNT DE STAKENDE ARBEIDERS, KOMT WOENSDAG OM 2 UUR OP DE GROEST EN GEEFT UITING AAN UW STRIJDWIL.

Duizenden Hilversummers kwamen naar de Groest.

De volgende dag verschenen duizenden mensen op de Groest, misschien wel tienduizend. De demonstratie was ondertussen al verboden door de Hilversumse NSB-burgemeester. De massa demonstranten op de Groest zette langzaam koers naar het Raadhuis,. Maar daar werden ze opgewacht door een kordon mitrailleurs. De burgemeester had 100 man SS-troepen uit Amersfoort laten komen en 30 extra Rijksveldwachters uit Hilversum zelf laten opdraven. Het leek de stakingsleiders verstandig het niet tot een confrontstie te laten komen en de route te verleggen naar het oude Raadhuis, waar de Ortskommandantur was gevestigd. Ook daar keken ze in de lopen van goed geoliede machinegeweren. Omdat de Groest inmiddels was afgezet kwam er een einde aan de betoging en verspreidde de massa zich rustig en keerde ordelijk terug naar huis.

De staking was voorbij. De stakers hadden hun afschuw en hun spierballen laten zien. De Februaristaking, zoals ze in de historie is gaan heten, wordt geprezen als een uniek massaal en dapper protest tegen de wrede behandeling van de Joden, maar het heeft niets opgeleverd, behalve de woede van de Duitsers. Die dwongen de drie steden die aan de staking hadden meegedaan, Amsterdam, Zaandam en Hilversum, tot het betalen van ‘zoengeld’, 2,5 miljoen gulden binnen één week. De exorbitante boete mocht verhaald worden op de hoogste inkomensklasse, tenminste als men geen lid was van de NSB, de partij die samenwerkte met de nazi’s.

Seyss-Inuart: Schneller Judenfrei machen.

Na de staking draaiden de NSF en  alle andere fabrieken en bedrijven in Hilversum al snel weer op volle kracht, waren de Duitsers op jacht gegaan naar de stakingsleiders, beval Reichkommissaris Seysss-Inquart dat Amsterdam, Zaandam en Hilversum zo snel mogelijk Judenrein moest zijn en dat alle Joden verwijderd moesten worden uit het bedrijfsleven, liet de Hilversumse NSB-burgemeester in zijn gemeente een belachelijke hoeveelheid bordjes plaatsen met de tekst “Voor Joden Verboden”. Dwingender en onbarmhartiger dan ooit tevoren moesten de Joden bij elkaar gedreven en afgevoerd worden. Hij had ze al laten tellen. Het waren er 2.500. Hij moest flink aan de slag.

In on ze buurt, aan het ‘voetbalpleintje’ woonden op twee adressen Joden, de Untermenschen  die volgens Hitler äusradiert moesten worden en volgens Seyss-Inquart wel zo snel mogelijk. Op Van Leeuwenhoekstraat 176, met vorstelijk uitzicht op de voetballertjes, woonde de 62-jarige Trijntje van Tijn. En schuin tegenover haar, op H. de Keyserlaan 10, het gezin Frank: vader David, moeder Marianne en twee jongens, Jopie en Jacques. Konden ze nog wegkomen uit de Duitse klauwen? Die vraag had David Frank zich al vele keren gesteld sinds de nazi’s Nederland waren binnengevallen. Franks broer Salomon had toen meteen zelfmoord gepleegd door zich te verhangen in de winkel van vader Jacob bij de Groest. Frank kon dat niet, hij had een gezin. Onderduiken ging ook niet. Over zoveel geld beschikte hij niet. En dus moest hij er maar het beste van hopen en alle tegen de Joden gerichte verordeningen en pesterijen zo kalm mogelijk ondergaan. Er kwamen er steeds meer, steeds gemener.

Een greep uit de lawine;
15 april 1941 – Joden moeten hun radio inleveren;
1 mei 1941 – Joodse artsen, apothekers, advocaten etc. mogen alleen nog Joden helpen;
2 mei 1941 – Joden moeten weg uit de journalistiek;
15 mei 1941 – Joden mogen niet meer in orkesten spelen;
31 mei 1941 – Joden mogen niet meer op het strand, in het park, in hotels en in zwembaden komen;
27 juni 1941 – Joodse winkels moeten sluiten op zondag;
15 september 1941 – bibliotheken, restaurants, sportvelden, markten, leeszalen en musea zijn voor Joden verboden;
15 september 1941 -Joden mogen niet zomaar van woonplaats wisselen;
15 september1941 – Joden mogen alleen Joodse cafés, lokalen en schouwburgen bezoeken;
22 oktober 1941 – Joden moeten voor ieder beroep een vergunning hebben;
22 oktober 1941– Joden mogen niet naar sportclubs met niet-Joodse leden;
22 oktober 1941- Joden mogen niet werken voor niet-Joden;
23 oktober 1941 – Joden mogen niet emigreren;
7 november 1941 – Joden mogen niet reizen of verhuizen zonder vergunning;
26 november 1941 – Joodse postzegel- en antiekzaken worden gesloten;
1 januari 1942 – Niet-Joden mogen niet voor Joden werken;
23 januari 1942 – Joden mogen niet autorijden;
20 maart 1942 – Joden mogen geen meubels of ander huisraad verkopen;
25 maart 1942 – Joden en niet-Joden mogen niet trouwen;
29 mei 1942 – Joden mogen niet vissen;
5 juni 1942 – Joden mogen niet reizen zonder toestemming vooraf;
12 juni 1942 – Joden moeten fietsen en andere vervoermiddelen inleveren.

David Frank kon geen kant meer op. Hij kon geen handel meer drijven zonder reisvergunningen, zonder auto te mogen besturen, zonder auto. Langzaam maar onontkoombaar werden hij en zijn gezin opgedreven naar Amsterdam, waar ze dan wel weer een nieuwe bestemming zouden krijgen. Werkkampen in Oost-Europa? In juni 1942 kregen David Frank en zijn gezin het lang gevreesde bevel. Ze moesten hun huis verlaten en met alleen wat zij konden dragen naar Amsterdam vertrekken. Hoewel het streng verboden was, hadden ze bij hun buren op nummer 8, meneer en mevrouw Giskes, wat huisraad en meubels in bewaring gegeven totdat de Frankjes weer terugkwamen. Ze zouden nooit meer terugkomen.

Spoorrails bij station Hilversum.

Het lot van de twee jongetjes inspireerde Lourens Meeuwsen, die nu op nummer 8 woont, tot een ontroerend gedicht:

De  koffer van Jopie en Jacques

Ik ga op reis en neem mee / Speel je uren lang om de tijd te doden /
De trein stampt door en je herhaalt gedwee / Een leven vol verboden.

Er mocht maar weinig mee / Alleen wat je dragen kon /
Een koffer met spulletjes voor jullie twee / En met mooi verleden dat je snel verzon.

In de koffer aan je hand / Wereldoorlog in het klein / Herinneringen voor eeuwig ingebrand / Dit zal jullie laatste zijn.

Je ene hand stevig in die van je moeder / In je andere je koffer waarin je veel te korte leven zit / Je koffer met herinneringen / Die niet voller mocht dan dit.

Ook mevrouw Van Tijn kon niet ontsnappen. Ook haar leven kwam ten einde in een vernietigingskamp. Er kwamen nieuwe buren wonen op nummer 10 die voor NSB’ers werden aangezien, maar dat beslist niet waren.

Volgt: 4 – Razzia op alle werkbare mannen

2: Bewakers waren ‘linke lui’

7 mei 2025

Zal een bewoner uit 1940 de Hendrick de Keyserlaan van nu nog herkennen? Natuurlijk wel. De karakteristieke huizen met hun fraai bakstenen metselwerk en ingetogen versieringen, hun hoge pannendaken, hun brede goten en royale voortuinen zien er op het eerste oog nog net zo uit als toen.

Deel 2 van 5 afleveringen

“Fijne huizen”, herinnert zich Wim Lassing, nakomertje in het gezin dat in Hendrick de Keyserlaan 14 woonde. “Het was een gezellig huis, met een beneden, boven en een zolderverdieping. Aan de straatkant was een tuintje en achter een tuin met fruitbomen en een kippenhok. Het was een leuke, onbezorgde tijd in een beschermde omgeving.” De jaren voor de oorlog, bedoelt hij.

Wim zou nu verbaasd kijken naar de glanzende grijze platen, die in een onregelmatig patroon op de dakpannen zijn vastgezet. En zich verbazen over al die verschillende tuinhekjes en voordeuren. En over al die hoge heggen, die je het zicht op de huizen ontnemen en die je het gevoel geven in een doolhof te zijn beland. En over al die auto’s. Dat waren er in 1940 maar twee. En waar is het voetbalpleintje gebleven?

Slechts twee bewoners bezaten een auto. De vader van Wim Lassing had er een. “Eén van de eerste Fordjes, die toen in ’t Gooi reden”, aldus Wim. Pa was vertegenwoordiger van de Droste chocoladefabrieken in Haarlem en had het Gooi als rayon. Ook bij de familie Frank, Hendrick de Keyserlaan 8, stond een auto geparkeerd. De vader van Jopie (12 jaar) en Sjaak (6 jaar) handelde in luxeartikelen. Maar het beviel hem niet erg dat zijn auto steeds zo dicht bij het voetbalpleintje stond. Hij plaatste daarom een advertentie in de Gooi en Eemlander: Gezocht een garage “met brede oprit.“ Of hem dat gelukt is weet ik niet.

Na-oorlogs uitzicht vanaf de voortuin van HdK 13 op de sigarenwinkel en de laatste huizen van de Van Leeuwenhoekstraat.

De Hendrick de Keyserlaan was destijds één rechte straat.  En op de t-splitsing met de Van Leeuwenhoekstraat was zoveel ruimte dat alle aspirant-voetbalsterren uit de buurt daar hun talenten naar hartenlust konden ontwikkelen. Ze moesten alleen uitkijken dat de bal niet terecht kwam in de tuin van meneer Knollenburg op Van Leeuwenhoekstraat 117. Dat was een ballenhater, die zo’n bal onmiddellijk lek prikte.

Het zou een bewoner uit 1940 ook meteen opvallen dat alle winkels zijn verdwenen: de delicatessenzaak van Schogt op nr. 6, de winkel in comestibles van Schoen op nr. 5, de tabakswinkel van Wenteler op nr. 12, Bools, de drogist op nr. 19, Kuddus, de banketbakker op nr. 18 en de Albert Heijn op de hoek met de Cornelis Drebbelstraat.

Op het Dr. Cuypersplein waren geen winkels. Wel weer op de Jan van der Heijdenstraat aan de oostkant van het plein: een verfhandel, een textielwinkel, een fourniturenzaak, een bakker en 15 meter noordwaarts, op de hoek met de Johannes Geradtsweg, een apotheek. En daar hield Hilversum dan bijna op. Aan de overkant van de weg, aan de noordkant dus, stond alleen nog de Noorderkerk, een stevige gereformeerde kerk met dito toren. Daarachter strekte de heide zich uit voor zover je kon kijken. De heide was Sperrgebiet, oefen- en opslaggebied van de Wehrmacht.

De woningen in onze straat waren zo royaal gebouwd dat ze ruimte boden voor inwoning. Dat gebeurde in acht van de 25 huizen, die de Hendrick de Keyserlaan telde en wel op de nummers 2, 5, 9, 10, 17, 20, 27 en 29. De bewoners hadden zeer gevarieerde beroepen: musicus (2 x), natuurfilosoof, hoofdopzichter, timmerman, tekenaar, koopman (2x), vertegenwoordiger, commies bij abattoir, monteur, importeur, sigarensorteerder (2x), onderwijzer, laborant, constructeur, magazijnbediende en een wijnhandelaar.

De Duitsers kunnen niet wachten om het NSF-terrein aan de Jan van der Heijdenstraat te bezoeken.

Al kreeg Hilversum een kleine bezettingsmacht, het was toch van groot belang voor de Duitsers. Via de gemuilkorfde radio konden ze heel Nederland vergiftigen met hun geraffineerde nazipropaganda. En met de NSF, de Nederlandse Seintoestellen Fabriek aan de Jan van der Heijdenstraat (500 meter van onze straat) , hadden ze een uiterst belangrijk bedrijf in handen gekregen. De NSF was verreweg de grootste en belangrijkste werkgever van Hilversum. Er werkten aan het begin van de oorlog 1.100 mensen. Dat aantal zou alleen maar groeien. Fabriek en terrein werden zwaar bewaakt door een Duitse Werkschutz van zo’n 150 bewapende Wachmänner. Voor de poort van het NSF-complex stond een wachthuisje met altijd één of twee grimmige Wachmänner. “Linke lui”, volgens Wim Lassing. “Daar moest je beslist geen geintjes mee uithalen. Ze deden alsof ze Fort Knox bewaakten!”

 

Zo vriendelijk als op dit affiche waren de Wachtmänner niet.

Wim had gelijk. De bewakers waren rauwe kerels. In 1944 kon een aantal van hen zo overgeplaatst worden naar werkkampen als Kamp Amersfoort en Kamp Erica bij Ommen, waar ze al snel berucht en gevreesd werden als knuppelaar. Het waren geen goudstaven, die zoveel bewaking nodig maakten, maar heel iets anders waar de Duitsers niet genoeg van konden krijgen: namelijk wapens en munitie. Al sinds 1937 produceerde de NSF ook onderdelen voor vuurwapens en granaten voor munitiefabriek de Hembrug.

De jongens uit onze straat waren bang voor de bewakers van het NSF-terrein.

Sinds de Duitsers de dienst uitmaakten bij de NSF  pleegde het personeel op allerlei manieren heimelijk verzet, waardoor veel vertragingen ontstonden en deadlines vaak niet gehaald werden. Ook op andere manieren zaten de werknemers de Duitsers dwars: er verdwenen af en toe onderdelen. Vooral na een luchtalarm en het personeel een schuilplaats moest zoeken. Een deel ging dan de heide op, verstopte daar de buit om het na werktijd stiekem op te halen. Vooral zenderonderdelen waren favoriet. Daarvan bouwden verzetsmensen een geheime zender om in contact te komen met Londen, de Nederlandse regering.

Het begon op te vallen. Daarom deden de Duitsers af en toe een inval en pakten mensen op. Eén van hen probeerde de ontsnappen, maar werd doodgeschoten. René Paul Wirix heette hij. Een straat in Hilversum-Noord draagt nu zijn naam. Het heimelijke verzet bleef doorgaan. Begin februari 1941 raakte een Duitse officier bij zijn bezoek aan de fabriek zijn revolver kwijt. Hij zijn revolvertas aan een kapstok gehangen. De Duitsers reageerden furieus, dreigden met harde represailles. Het liep met een sisser af nadat de verdwenen revolver ’s nachts teruggegooid werd over de omheining van het terrein, maar een explosieve spanning bleef hangen.

Volgt: 3 – Met tienduizend man op de Groest

1. Bloemen voor de bezetters

5 mei 2025

De lente is weer aangebroken in de Hendrick de Keyserlaan van Hilversum.

Het zijn weer de meidagen. Ik heb zojuist de vlag uitgestoken, klim van het wiebelige trapje af en wacht op moment dat de wind ook haar zal vinden. Een vlag moet wapperen. Geen mooier gezicht dan een straat vol wapperende vlaggen. Ik denk dan terug aan die dag dat eindelijk het rood-wit-blauw weer uitgestoken kon worden. Aan hoe het was om in die oorlog te wonen in de Hendrick de Keyserlaan van Hilversum. Kijk, de vlag doet het!  Hij strekt zich vrolijk uit en wappert mee met de hele straat. Ik klap het trapje in en loop het huis in. Hoogste tijd om eens te achterhalen wat zich tussen 1940 en 1945 zoal afspeelde rondom ons huis.

 

 

 

Deel 1 van 5 afleveringen

Het eerste oorlogsgeweld dat in de Hendrick de Keyserlaan  te horen was  waren heftige explosies, gevolgd door zwaar gedreun en geraas. Dat gebeurde al in de nacht van maandag 13 op dinsdag 14 mei 1940, omstreeks 5 uur. Op het NSF-terrein aan de Jan van der Heijdenstraat (het huidige Seinhorst) werden door het Nederlandse leger drie hoge zendmasten opgeblazen. Dat gebeurde in opdracht van de regering in Den Haag. De radiozenders mochten niet ongeschonden in handen vallen van de aanstormende Duitse troepen. Twee masten stortten met een griezelig gekraak en zwaar gedonder ter aarde. De derde mast, 140 meter lang, kwam alleen maar scheef te hangen. Overdag werd het nog eens geprobeerd. Nu viel de mast wel om maar belandde op nummer 111 in de Meteorenstraat en veroorzaakte flink wat schade.

De derde zendmast trof een huis in de Meteorenstraat.

De explosies op het terrein van de NSF, de Nederlandse Seintoestellen Fabriek, zullen ook de ruiten in de Hendrick de Keyserlaan hebben doen trillen. Ze stonden niet verder dan hemelsbreed 500 meter van onze straat. Maar daar woonden we nog niet, sterker nog: ik woonde nog nergens. Ik zou pas over een maand geboren worden, in de Zaanstreek. Onze huidige woning kochten we ver na de oorlog, in 1973, toen niemand meer sprak of dacht aan die verschrikkelijke oorlog van 1940 tot 1945. Dat is gelukkig inmiddels wel veranderd.

Duitse Messerschmitts in de lucht.

Duitse Messerschmitts raasden door de lucht.

Drie nachten eerder had Hilversum al kennis gemaakt met oorlogsgeweld verder weg.   In de nacht van vrijdag 10 mei 1940 waren Duitse Messerschmitts over het vliegveld van Hilversum geraasd, terwijl de Duitse nazitroepen Nederland binnenvielen. Kazernes en vliegvelden werden gebombardeerd. Vrijwel de complete Nederlandse luchtmacht werd uitgeschakeld. Op vliegveld Hilversum werden de hangar en vier vliegtuigen zwaar getroffen.  Vijf in het bos verscholen vliegtuigen werden over het hoofd gezien en zouden die eerste oorlogsdag nog deelnemen aan de gevechten tegen de Duitse agressor. Kort daarop, om 5.46 uur, ontwaakte radio-Hilversum om Nederlandse schepen op zee te waarschuwen voor Duitse onderzeeboten en aan te raden snel veilige havens te zoeken. Nederland was in oorlog geraakt.

Het station van Hilversum had veel passagiers te verwerken.

In Hilversum wemelde het van de militairen. Sinds in juli 1939 het Nederlandse leger reservisten had opgeroepen vanwege een dreigende oorlog met Duitsland was Hilversum groener dan ooit, legergroen. Er werden hier heel wat legeronderdelen gelegerd: een pontonafdeling, een bewakingsdetachement op NSF-terrein, een verlichtingsafdeling, een militaire trein, een depot voor verbandmiddelen en nog meer van dat oorlogstuig. Maar vooral na 24 augustus 1939, toen alle reservisten werden opgeroepen, was het ongekend druk geworden. Inwoners keerden gehaast terug van hun vakanties, toeristen maakten dat ze wegkwamen. De treinen vervoerden alleen nog maar de opgeroepen militairen. Forensen moesten thuisblijven. Auto’s en paarden werden gevorderd door het leger. Overal op straat kwam je militairen tegen, vaak dronken. 35.000 zandzakken werden afgeleverd om de belangrijkste gebouwen te beschermen.

Aangeraden werd om ’s avonds binnen te blijven. Alle huizen en gebouwen moesten dan verduisterd zijn, zodat vliegtuigen ze niet konden zien. Hilversum was vooral bang voor aanvallen vanuit de lucht. In 1937, tijdens de Spaanse burgeroorlog, had de nazi’s hun nieuwe luchtmacht uitvoerig getest op de Baskische stad Guernica, waarbij een derde van de bevolking werd gedood of gewond. Daarom zag de luchtbeschermingsdienst in Hilversum er scherp op toe dat alle huizen en gebouwen goed verduisterd waren.

Ruim buiten Hilversum was de Nieuwe Waterlinie geactiveerd om een Duitse inval te remmen, in ieder geval te vertragen. Het binnengelaten water was ver van Hilversum gebleven maar de polders bij Kortenhoef, Weesp en Horstermeer stonden wel blank. De bevolking van Kortenhoef was geëvacueerd naar Castricum.

Nu, al op de vierde oorlogsdag, kregen alle Nederlandse troepen in Hilversum bevel zich zo snel mogelijk terugtrekken, richting waterlinie. Dat gaf heel wat herrie in onze buurt. In de school aan de Snelliuslaan waren 250 man motorartillerie gelegerd. Toen ze met z’n allen haastig plankgas gaven, leverde dat een kabaal van jewelste op. Ongeveer op hetzelfde moment was op het NSF-terrein aan de Jan van der Heijdenstraat opnieuw een luide knal en veel geraas te horen. Nu stortte de derde zendmast eindelijk wel omlaag – maar niet op de juiste plek – en konden ook de bewakingstroepen er als hazen vandoor gaan.

In de Snelliusschool – 200 meter van onze buurt straat – waren Nederlandse militairen ingekwartierd.

Nog voor 13.32 uur, toen de eerste Duitse bommen op de stad Rotterdam werden gegooid en Nederland knock-out werd geslagen, lag Hilversum er leeg en verlaten bij, slechts beschermd door de 35.000 zandzakken, De radio bleef het nog steeds doen – tot mijn verbazing: de drie zendmasten waren toch onklaar gemaakt! Het had slecht nieuws. In een rechtstreekse uitzending maakte om 19.00 uur generaal Winkelman bekend dat het Nederlandse leger gecapituleerd had. Ook koningin Wilhelmina verscheen op de radio. Zij bleek naar Londen te zijn gevlucht. “Doet alles wat u mogelijk is in ’s lands welbegrepen belang. Wij doen het onze. Leve het vaderland! ‘sprak de koningin.

De koningin sprak vanuit Londen het bezette Nederland toe.

Een lange stoet Duitse infanteristen trok Hilversum binnen, de meesten op de fiets. Niemand die ze tegenhield. De Duitsers vorderden de Rembrandtschool aan de Rembrandlaan, een trotse creatie van de architect Dudok, met 12 lokalen en nog veel andere vertrekken, maar nooit bedoeld om vijandelijke troepen onderdak te geven. De Duitse officieren kozen voor het luxe Hotel Gooiland om daar in alle rust en met alle luxe verdere orders af te wachten. Er was geen schot gelost.

Bij de AVRO werden de Duitsers heel vriendelijk ontvangen.

Ook de eenheid van de Duitse Propaganda Kompanie die met drie voertuigen achter de Duitse troepen was meegereden, werd geen strobreed in de weg gelegd. Bij de ingang van de AVRO-studio aan de ’s-Gravelandseweg stond men zelfs met bloemen klaar toen de Duitsers er binnen marcheerde met de mededeling dat ze mochten blijven uitzenden, zolang er geen anti-Duitse programma’s bij waren. De AVRO ging meteen akkoord. De andere omroepen bleken ook geen bezwaren te hebben.  Op het Melkpad werden onmiddellijk twee panden gevorderd voor de Duitse Rundfunk-betreuungsstelle, die voortaan de programma’s van tevoren inhoudelijk ging controleren. Opluchting in omroepland.

Niet lang erna werden er de eerste Joden op straat gezet.

De populaire radioreporter Han Hollander werd snel ontslagen.

Volgt: 2: Bewakers waren ‘linke lui’.

Verkeerde bocht

1 maart 2022

Jaren ’40, toen de H. de Keyserlaan nog kaarsrecht was.

Vroeger. Is lang geleden. Was onze laan kaarsrecht. Kon je je auto altijd voor je deur parkeren. Konden kinderen er onbekommerd spelen. Ruimte zat. Maar dat is verleden tijd. Nu is spelen, parkeren, lopen er een kwestie van goed opletten. De enige ruimte in onze laan biedt een knik, die geplaveid is met ongeveer tachtig stoeptegels en die ondanks die bescheiden afmeting het ‘pleintje’ wordt genoemd.

Jaren nu: de H. de Keyserlaan is geen ruime, kalme en rechte laan meer.

Als je met je auto de laan aan de hoge nummerskant wilt inrijden krijg je het niet makkelijk. Na 20 meter wacht je allereerst een verkeersdrempel, mag je niet sneller dan 30 kilometer rijden en moet je meteen een haakse bocht naar links maken, na 10 meter een dito bocht naar rechts, na 15 meter een verkeersdrempel af en dan ben je na 20 meter onze laan weer uit. Zocht je een parkeerplaatsje dan kom je meestal bedrogen uit. Je hebt geen andere keus dan twee keer rechtsaf te slaan en dan bevind je je op de ringweg, die je uit het dorp leidt, richting snelweg.

Het Cuypersplein in zijn jeugdjaren: rust en ruimte.

Als je van de lage nummerskant binnenrijdt, dan word je eerst gewaarschuwd dat je een verkeersplein nadert en een maximumsnelheid van 30 kilometer geboden is. Na 15 meter kun je een haakse bocht naar links maken, maar dat kun je beter niet doen want na 10 meter verklaart een verkeersbord ‘verboden in te rijden’, terwijl de laan rechtsaf na een tweede verkeersdrempel rustig verder loopt. Het is dus beter om rechtsaf te slaan, hoewel je dan in een doolhof van smalle kronkelende straatjes komt met geringe kans de juiste uitweg te vinden. Reuze onhandig dus voor onbekenden, maar zo heeft onze buurt het gewild.

Ook op de Simon Stevinweg is geen auto te bekennen.

De laan loopt namelijk parallel aan de ringweg, die vanaf de jaren ’80 steeds vaker en steeds vroeger dichtslibt.  Het gevolg voor onze laan was een continue stroom van slimme automobilisten, die met vervaarlijke snelheid de verstopping én een stoplicht wilden ontwijken. Onze vredige laan was racecircuit geworden, het vrolijke, onbekommerde kinderspel ten einde. De buurt kwam in opstand, klaagde op het raadhuis, ging de sluipauto’s tellen, maakte ongezouten spandoeken en probeerde met demonstratieve straatspelletjes het sluipverkeer flink te vertragen. Uiteindelijk gaf de gemeente gehoor, kwam er eenrichtingverkeer, kwam er een verkeersplein en kreeg de laan twee venijnige knikken. Het sluipverkeer kwam grotendeels ten einde en de kinderen konden weer buiten spelen, tenminste als ze goed bleven opletten.

Vroeger. Was alles kalmer. Was er nauwelijks verkeer, laat staan verkeersongelukken. Het verkeersongeval dat zich in juni 1936 in onze laan voordeed kreeg dan ook ruime aandacht van de plaatselijke courant, toen de betrokkenen op vrijdag 18 september voor de Hilversummer kantonrechter moesten verschijnen.

 

De krant doet uitvoerig verslag over het ongeval met ‘zeer ernstige gevolgen’.

Het betrof drie wielrijders, fietsers. 1. Juffrouw Henriëtte Koopmans, die uit de Antonie van Leeuwenhoekstraat de Hendrick de Keyserlaan in fietste, 2. De jongeman Hans van de Berg, die van de Simon Stevinweg ook de Hendrick de Keyserlaan in reed. En daar in botsing kwam met 3. de Duitse jonge dame Erika Grüber. Zij viel op straat en brak daarbij zo beroerd haar linker ellenboog, dat ze tien weken later nog steeds niet werken kon. Erika geeft Hans de schuld. Hans geeft de schuld aan Henriëtte, die volgens hem geen richting aangaf en de bocht geheel verkeerd had genomen.

 

 

 

 

 

 

De krant geeft een uitgebreid verslag van de rechtszitting. Kantonrechter mr. J. van der Ley roept als eerste Erika bij het hekje. Hoewel zij Duitse is spreekt ze accentloos Nederlands.
‘Wat spreekt u goed Hollands’, zegt de rechter verwonderd.
Erika lacht een bedeesd lachje.
‘Heeft u nog schade’, informeert Van der Ley.
‘Ja’, zegt Erika, ’39 gulden 65.’
‘Tjonge’, schrikt de kantonrechter, ‘daar heb je tegenwoordig twee fietsen voor!’
‘De fiets was ook niet ’t ergst, edelachtbare, maar ik heb al tien weken niet kunnen werken en heb vijf weken in ’t ziekenhuis gelegen.’
‘Hebt u die linkerarm nodig? Kunt u nog kopjes wassen?’
‘Jawel Edelachtbare, dat gaat wel, maar ik kan nu geen werk meer krijgen.’

De rechter wendt zich tot Van de Berg: ‘Verdachte, hoort u dat allemaal?’
‘Ja’, antwoordt Van de Berg, ‘maar ik ben de dupe geworden van die juffrouw, die uit de Leeuwenhoekstraat kwam.’
‘Dan zullen wij die juffrouw eens horen’, zegt de rechter en roept Henriëtte Koopmans naar het hekje.
‘Verdachte beklaagt zich, dat u een slechte bocht gemaakt hebt,’ vraagt hij haar.
Henriëtte ontkent krachtig. ‘Hij had niks met mijn bocht te maken. Ik was er al lang door. Ik keek hem aan, waar hij in moest en denk: wat doe je nou? Toen knikte hij tegen mij, dat hij de Leeuwenhoekstraat in moest en veranderde plotseling van richting. Daardoor werd die juffrouw geraakt.’

De aanklager, mr. M. S. ‘s Jacob, vindt dat juffrouw Koopmans ook een deel van de schuld draagt, maar windt zich vooral op over Van de Berg, die na de aanrijding niet eens van zijn fietst stapte. Hij eist dan ook een boete van 6 gulden of 3 dagen cel.
Daar gaat Van den Berg meteen tegenin: ‘Die juffrouw heeft de bocht verkeerd gemaakt.
Op de as van de weg ging ze weifelen en toen moest ik wel snijden.’
‘Nee, afstappen’, sneert de aanklager.
Ook Erika wordt kwaad en roept: ‘Hij heeft ook nog een valse naam opgegeven: Pieterse!’
‘Nietwaar,’ werpt Van de Berg tegen. ‘Ik heb gezegd: ik ben in de kost bij Pieterse!’
De rechter vindt dat een vreemd antwoord als er naar je naam gevraagd wordt, maar beperkt zich tot de schaderegeling. Van de Berg laat weten dat hij werkloos is en een uitkering heeft van slechts 6 gulden.

‘En hoe moet dat meisje dan haar schade vergoed krijgen’, vraagt de rechter zich dan af. ‘Ze verdient nu door uw schuld niets meer. Die schadevergoeding blijft op uw hoofd drukken, maar ja ze zeggen hier in Nederland: pluk maar eens veren van een kale kikker!’ Hij heeft duidelijk medelijden met Erika en licht haar uitvoerig in hoe zij via een deurwaarder aan haar geld moet komen.
‘Ik heb toch niets’, moppert Van de Berg.
‘En dat vindt u wel gemakkelijk’, merkt de aanklager op.
‘Ik wil wel twee kwartjes in de week afbetalen.’
‘Weet u inmiddels wel haar adres’, vraagt de rechter cynisch. Hij neemt het Van de Berg kwalijk dat hij nooit haar adres gevraagd heeft en ook nooit geïnformeerd heeft naar haar toestand.
‘Nee’, moet hij bekennen.
‘Schrijf dat dan op.’
‘Ik heb nog zelden zo’n onverschillig stukje mens gezien’, klaagt mr. ‘s Jacob verontwaardigd.
Van de Berg wordt veroordeeld tot 6 gulden boete of 3 dagen cel.
Vroeger. Is definitief verleden tijd.

 

 

 

 

 

Jezus aan mijn poort

21 december 2019

De imposante Heilig Hart kerk kijkt uit over onze buurt.

Hij verscheen mij in een wolk van rook en zaagsel, geelwit in het vroege zonnelicht, zondagochtend, een uur of elf. Zijn sik priemde recht vooruit.  Zijn grijze ogen spoten verontwaardiging. Zijn mond stond open maar had nog geen woorden.

Die wolk was van mij. Met mijn afgebeulde cirkelzaag vocht ik tegen het weerbarstige hout van de tuinpoort, die ingekort moest worden. Het zaagblad was zo bot en zo heet, dat het hout jankte en schroeide.
‘Wat doet u nou, sprak Jezus benauwd. ‘Op zondag!’
Wat ik deed leek me nogal duidelijk.
‘Ik mag hier in mijn eigen tuin doen wat ik wil’, antwoordde ik pissig.
‘Op de Dag des Heren?’
‘Waar staat het in de bijbel dat je niet op zondag je tuinpoort mag afzagen’, zei ik kwaad, zette de cirkelzaag weer aan en liet Jezus verdwijnen in een nieuwe stinkende wolk. Smijtend met boze woorden liep hij weg.

Jezus heet eigenlijk Jan Bierman,  maar niemand kent hem bij die naam, hoewel hij al jarenlang in onze straat woont, teruggetrokken achter een manshoge haag van stekelige struiken, als een reusachtige doornenkroon. Je ziet hem niet vaak. Soms loopt hij met grote passen en een platte aktetas onder zijn arm naar onbekende bestemmingen. Soms ook zie je hem rommel van de straat oprapen. Soms praat hij tegen kinderen die hier op straat hier spelen. Maar altijd, zomer of winter, warm of koud, draagt hij een smoezelig legergroen jack en een flat cap. Onder de klep schieten twee lichtgrijze ogen alert heen en weer, alsof hij patrouilleert, op zoek naar iets. Maar naar wat?

‘Naar ongeoorloofde dingen’, openbaarde Jezus onlangs, ‘bijvoorbeeld buitenlichten die te vroeg aangaan of te laat uitgaan.’
Hij ontvangt opdrachten van een engelbewaarder, die sinds 1972 tot hem spreekt. Die brengen hem voortdurend in problemen. Zoals toen Jezus aan de politie rapporteerde dat Van de Berg, zijn buurman, met ‘vreemde dingen’ bezig was.  Maar de politie deed niets. ‘Je hebt geen bewijs’, zeiden ze en lieten het  erbij.

Maar wèl begon de politie toen op Jezus te letten. Ze maakten hem uit voor een pedofiel omdat hij op een snikhete dag een spelend kind waarschuwde voor de brandende zon. Sindsdien ziet Jezus overal waar hij komt politieauto’s van waaruit hij in de gaten gehouden wordt. En toen hij op paleis Soestdijk een brief aan de toenmalige Koningin wilde overhandigen, werd hem de weg versperd door een marechaussee, die kennelijk al was ingeseind over zijn vermeende pedofilie.

Jezus was bouwkundig tekenaar en ontwierp dit monument voor de Hilversumse architect Willem Dudok.

Ook verdacht en bovendien schandelijk vindt Jezus het hoe hij door wethouders behandeld werd toen hij een monument voor de Hilversumse architect Willem Dudok had ontworpen en het ontwerp op het raadhuis had afgegeven. ‘Nooit een bedankje gehoord’, zegt Jezus. ‘Geen idee wat zij er mee hebben gedaan. Zijn dat nou wet houders?’

Ondertussen spannen buurman Van de Berg en de politie tegen hem samen. Zodra Jezus zijn huis verlaten heeft, snuffelen beiden in zijn huis en in zijn spullen, zitten met hun vingers overal aan en pikken zelfs dingen in. Zijn tablet bijvoorbeeld, vol met teksten en aantekeningen

Die brutale diefstal heeft Jezus niet op zich laten zitten. Als een ware Maarten Luther timmerde hij onlangs een  bord van ongeveer een meter bij zeventig centimeter in elkaar, krabbelde het vol met zijn boodschap aan de wereld en plaatste het boor zijn haag, zichtbaar voor iedereen. Mijn internet, heette zijn manifest. Omdat het nogal veel tekst was, maakte ik er een foto van zodat ik Jezus’ woord rustig thuis tot mij kon nemen. Maar goed ook, want binnen de kortste keren was het bord verdwenen.
Je snapt wel door wie, zou Jezus ongetwijfeld zeggen.

Dit bord plaatste Jezus bij zijn huis nadat zijn laptop was verdwenen. Het verdween heel snel.

Uit zijn manifest blijkt dat Jezus dikwijls hemelse boodschappen, visioenen en opdrachten ontvangt, want hij is één van de twee getuigen, die in het bijbelboek Openbaringen aangekondigd zijn. Dat is alarmerend nieuws voor bijbelkenners. Het betekent dat het einde van de wereld nabij is. Volgens de voorspelling zullen dan de twee getuigen 1260 dagen lang, zo’n  3 ½ jaar, profeteren en wonderen verrichten. Uiteindelijk zal satan het tweetal weten te doden – tot grote vreugde van zijn aanhangers. Terwijl die feest vieren liggen de twee lijken 3 ½ dag op straat, maar dan wekt god hen weer tot leven en neemt ze op in de hemel.

De ene getuige is dus de Jezus uit mijn straat, de ander een Belg. Ze hebben elkaar ontmoet bij vrijwilligerswerk in Oostenrijk. Een engelbewaarder gaf hen twee taken. De ene taak verrichten ze naar tevredenheid, zeker Jezus, maar over hoe ze hun de tweede taak uitvoeren is god behoorlijk pissig geweest. ‘Dat merkte ik in 2003’, schrijft Jezus. ‘Voor die tijd was ik wat verbolgen over mijn taak. Zo erg dat ik inwendig mijn vuisten balde naar Hem.’ Gevolg: een nieuw, angstaanjagend visioen. ‘Ik zag een persoon, zetelend op een grote stoel. Hij kwam in beweging en stond daarna vlak voor mij, zonder een woord te zeggen.’ Waarom Jezus daarvan schrok, legt hij niet uit. Hij is trouwens lastig te volgen, zijn gedachten en zijn zinnen maken wonderlijke kronkels.

Om deze tempel te kunnen tekenen vroeg Jezus om aanwijzingen van zijn engelbewaarder.

In het jaar 2015 kreeg Jezus in het hoekhuis met de hoge haag  een verschijning van moeder Maria. ‘Een volmaakte vrouw’, zo schrijft hij. ‘Ze was zeer vriendelijk tegen mij en strekte haar handen een beetje naar mij uit. Wonderbaarlijk, niet?’

In deze donkere wintermaanden staat het huis er doods bij. Geen lichtje te zien, geen leven te bespeuren. Waarschijnlijk is hij weer op de vlucht voor satan en voor zijn dood, loopt hij met zijn grote stappen rond in Israël, waar hij dikwijls is. Ook daar raapt hij de rommel op van straat. Ook daar beleeft hij wonderen en visioenen. Maar ook daar wordt hij achtervolgd door argwaan, beloerd vanuit politieauto’s en gezocht door satan. Maar ondanks dit al verricht iedere dag opnieuw en onvermoeibaar hij zijn vermeende taak.

Arme Jezus.

Dooie dichter opgegraven

30 november 2019

Een witte theekoepel is het doel van onze herfstwandeling.

Een frisse herfstwandeling om je bloed sneller te laten stromen en kleur te brengen op je wangen. Achterhoek, Berkelvallei, natuurgebied Het Elger. Oud bos, goudgeel lover, flonkerende paddenstoelen, wegtrekkende kleuren, diepe zonnestralen en regenplassen als toverspiegels. Het is er stil en kil. Als een sterfbed. De herfst lijkt ons vooruit geslopen te zijn om de voorbije zomer te smoren onder een zachte deken van vocht en geur. De bomen schrikken zich rot. De bladeren verschieten van kleur, laten los en dwarrelen angstig spartelend  omlaag naar hun massagraf. Een verre specht hamert een doodskist dicht.

Onze schoenen sompen in het vocht. We verliezen de weg. De witte theekoepel, waarheen we willen, is weg, alsmede het voetveer, waarmee we ons over de Berkel moeten trekken. Als een van ons zomaar omvalt op de zachte maar natte bladeren, keren we om, weg uit dit muffe knekeloord.  We haasten ons naar het dorp, waar we onze auto hebben geparkeerd aan de voet van een kerktoren, die van heinde en verre niet te missen is.

De kerktoren is van heinde en verre te zien.

De koffie is heerlijk in het landhotel, dat zich buitenissig De Hoofdige Boer heeft gedoopt. De enthousiaste dame die ons bedient prijst de streekgerechten en –producten aan, die in de gelagkamer trots staan uitgestald, maar de koffie is ons voldoende. Om haar niet al te zeer teleur te stellen prijzen wij de fraaie omgeving en de landelijke rust rond het ons onbekende dorpje.
Waar we dan vandaan komen, vraagt de dame verwonderd.
Uit het Gooi, antwoorden we naar waarheid.
Nou, Matthijs van Nieuwkerk kent het anders wel, sneert de dame, die is hier stamgast.

Met de belofte dat we beslist nog eens terugkomen, verlaten we De Hoofdige Boer. Dat doen we deze zomer. Maar dan biedt de voet van de kerktoren nauwelijks nog parkeerplaats, zoemen e-bikes als bezige bijen in het rond, rennen serveersters heen en weer tussen terras en landhotel De Hoofdige Boer, is de oude mosterdmakerij uitgebouwd met roestgrage stalen platen tot een gloednieuw museum, STAAL genaamd, is het landhotel uitgebouwd met twee luxe zorgappartementen en zijn er in het dorp drie starterswoningen bij gekomen.

Ook het VVV is te vinden in museum STAAL.

Het dorp draagt de naam Almen, een wonder van een woord, dat smeekt om er mee te rijmen en te dichten: psalmen, galmen, palmen, talmen, walmen, zalmen, halmen. Ik ben benieuwd waarom dit boerendorp een gloednieuw staalmuseum heeft en zoek naar het VVV. Dat blijkt zich in de hal van museum STAAL te bevinden. Een medewerkster legt me vriendelijk uit, dat STAAL een samenvoeging is van Staring en Almen. Staring? Was dat niet een dichter van een paar honderd jaar geleden? A.C.W. Staring? Ja, ik heb weleens gedichten van hem gelezen. Maar welke dan? Niet iets dat stevig is blijven hangen.

Is een vergeten dichter als A. C. W. Staring echt een museum waard? Of probeert Almen een oud lijk dat hier bijna twee eeuwen in de grond heeft gelegen commercieel uit te buiten? Het museum noemt zich ‘een ode aan de dichter en landbouwbouwkundige’, die ACW was en, ‘een Staring-ervaring’. Ik ga het museum niet in. Het kost  € 7.50 per persoon, mijn auto staat beroerd geparkeerd en we willen lunchen, maar bij De Hoofdige Boer is het te vol. Ik ga thuis wel googelen. En dat gedicht schiet me vast wel weer eens te binnen.  Met de belofte dat ik beslist nog eens terugkom, verlaat ik museum STAAL.

Twee eeuwen oud: de dichter A. C. W. Staring.

Anthony Christiaan Winand Staring  leefde van 1767 tot 1840,  was een geleerd man met verschillende universitaire opleidingen, zo leert Google mij. Na de dood van zijn vader werd ACW landheer van de Wilchenborg. een landgoed  dat pa kocht, nadat die schatrijk uit de Oost was teruggekeerd.  De manier waarop ACW het land beheerde was voor die tijd zeer bijzonder. Hij had ook oog voor zijn medemens. Hij liet een school

bouwen voor de kinderen van zijn landarbeiders, eveneens voor die tijd zeer bijzonder. Maar hij blonk vooral uit als romantisch dichter. Na zijn  dood liet zijn jongste dochter de Staringkoepel bouwen, de witte koepel waar wij destijds naar zochten.

Bekende gedichten van ACW zijn de Jaromir-cyclus, Marco en De Hoofdige Boer (aha!), wat koppige boer blijkt te betekenen, maar het gedicht waar ik naar zoek vermeldt Google helaas niet. Wel kom ik en passant aan de weet dat Matthijs van Nieuwkerk al 12 jaar in Almen woont  en volgens zijn eigen woorden bij het dorp hoort. En ik kom de vaag bekende regels tegen: Sikkels klinken, sikkel blinken. Ruischend valt het graan, die deel uit maakten van het liedboek ‘Kun je nog zingen, zing dan mee!’, onmisbaar als we vroeger in jeugdverband recreëerden onder Gods blote hemel, maar wat er gebeurde nadat het graan ruisend was gevallen, heb ik geen idee meer. Google heeft het antwoord: Zie de bindster gaâren! Zie, in lange scharen, Garf bij garven staan!

Een van mijn oudste dichtbundels: de Prisma-pocket Ongerijmde Rijmen.

Mijn kwartje valt pas als ik een van mijn oudste dichtbundels in handen heb: Ongerijmde Rijmen, een Prisma-pocket uit circa 1953. Daar vind ik het gedicht dat mijn zwager en veelvuldig reisgenoot dikwijls reciteerde zodra de term ‘bereisde Roel’ viel. Met olijke ogen en plechtige stem klonk het dan:

Bereisde Roel zag op zijn tochten
Geweldig veel! Twee Bullebijters vochten,
Voor ’t wijnhuis, in een kleine Poolsche stad,
Terwijl hij juist aan ’t venster zat:
‘Zulk vechten, Menschen! – Zij verslonden
Malkander letterlijk! Met iedere hap, ging oor
Of poot er áf – en glad als vet er dóór!
Ons scheiden kwam te laat! wij vonden
Het restjen:-  op mijn eer,
De staarten, en niets meer.

Het gedicht heet Het Hondengevecht  en we vonden het altijd een goeie grap, maar om de grappenmaker met een heus museum te eren vind ik wel heel veel eer. Maar ik spreek zonder kennis van zaken. Ondanks mijn belofte heb ik museum STAAL nog steeds niet bezocht.