3: Tienduizend man op de Groest

5 mei 2025

Een ijskoude dag met sneeuw op het NSF-terrein

Deel 3 van 5 afleveringen

Gerrit Meerbeek fietste iedere ochtend vroeg van de Mercuriusstraat naar het station om op tijd op zijn werk te zijn bij Fokker in Amsterdam. Ook op de ijskoude 25 februari 1941, toen het 4 graden vroor, er een gemeen windje uit het noordoosten blies en het af en toe flink sneeuwde. Eenmaal in Amsterdam merkte hij dat de trams niet meer reden. Ook de arbeiders uit de haven hadden hun werk neergelegd en trokken massaal te stad in voor steun. Het nieuws ging rond als een lopend vuurtje. Hun stakingsoproep werd massaal opgevolgd. Want Amsterdam zinderde nog van woede over hoe de Duitsers omsprongen met de Joden. Die waren voor hun ogen als slachtvee bijeengedreven op het plein bij hun synagoge en in vrachtwagens afgevoerd.

Gruwelijke taferelen in de Amsterdamse Jodenbuurt.

Het was het beestachtige einde van een serie rellen, uitgelokt door de geüniformeerde WA ’mannen (Weerbaarheidsafdeling) van de NSB. Ze waren de Jodenbuurt ingetrokken om geweld uit te lokken. Dat lukte. De Joden sloegen terug met eigen knokploegen. Later kwam er hulp bij van de communisten. Bij de schermutselingen overleed één van de WA’ers, waardoor de Duitsers hun reden hadden om razzia’s te houden onder de Joden. Ze pakten 427 Joodse mannen op en dumpten ze op het Jozef Daniël Meijerplein tijdens de altijd drukbezochte zondagsmarkt. Voor de ogen van de marktgangers werden de mannen vervolgens in vrachtwagens gesmeten en afgevoerd. Slechts twee van hen zouden ooit terugkeren. Zoveel gruwel had Amsterdam nog nooit gezien. Dat pikten ze niet van die Moffen. Daarom legden ze met z’n allen het werk neer. Meerbeek kreeg een pamflet in zijn handen gedrukt. STAAKT!!! STAAKT!!!  STAAKT!!! smeekte het.

Hilversum, staakt mee!!

Op verzoek van zijn communistische maten belde Gerrit Meerbeek naar zijn kameraden in Hilversum en treinde daarna snel terug naar Hilversum om ook daar op te roepen tot de staking. Ze moesten snel zijn om tegenmaatregelen van de Duitsers voor te zijn. Toen Meerdijk tegen tweeën in Hilversum aankwam en hij in een koude sneeuwbui de Larenseweg oprende naar het NSF-terrein zag hij grote groepen werknemers al de poort uitstromen. De Hilversumse kameraden waren al in actie gekomen. Bijna alle 2.000 werknemers hadden gehoor gegeven aan het stakingsparool. Het geluksmoment van Meerdijk duurde maar kort. Een Nederlandse informant bij de Duitse politie had hem herkend. Hij werd ingerekend en zou tot de bevrijding in Duitse gevangenissen moeten zitten.

De stakers trokken in groepen naar andere bedrijven in de buurt met de oproep ook het werk neer te leggen. Dat lukte meteen bij de ijzergieterij en machinefabriek Ensink aan de Larenseweg (op het huidige Jumbo-terrein), bij tapijtfabriek en weverij Veneta aan de Oosterengweg en de Huygensstraat, bij Van Son’s Inkt en Verffabriek, bij Jaarsma’s Haardenfabriek, bij essence-bedrijf Polak & Swarz, Larenseweg en een klein beetje bij de Ripolin verffabrieken, aan het kruispunt Jan van der Heijdenstraat-Larenseweg.

Het NSF-complex gezien vanuit de lucht.

De volgende morgen, 26 februari, lag in Hilversum het werk op de meeste bedrijven en veel winkels stil. Overal waren stakingspamfletten opgeplakt, een Gooise variant van het Amsterdamse vlugschrift, dat Meerbeek had meegenomen. Hier niet driemaal STAAKT!!! maar tweemaal STAAKT!! met twee uitroeptekens. En hier was er niet alleen woede over de behandeling van de Joden maar werden ook ‘loon- en steunverhoging’ geëist en vrijlating van gegijzelde artsen. Kleinere pamfletten, die hand tot hand werden doorgegeven, moedigden aan de staking vol te houden en naar de proteststaking op de Groest te gaan. Ze bereikten ook de Hendrick de Keyserlaan.  Van  Piet Giskes, die op nummer 8 woonde, weet ik dat hij op de tekenkamer van de NSF werkte, maar er zullen wel meer bewoners uit onze straat bij die grote werkgever in dienst zijn geweest.

PROTESTEER MET ONS VOOR DE BOVENSTAANDE EISEN, ONDERSTEUNT DE STAKENDE ARBEIDERS, KOMT WOENSDAG OM 2 UUR OP DE GROEST EN GEEFT UITING AAN UW STRIJDWIL.

Duizenden Hilversummers kwamen naar de Groest.

De volgende dag verschenen duizenden mensen op de Groest, misschien wel tienduizend. De demonstratie was ondertussen al verboden door de Hilversumse NSB-burgemeester. De massa demonstranten op de Groest zette langzaam koers naar het Raadhuis,. Maar daar werden ze opgewacht door een kordon mitrailleurs. De burgemeester had 100 man SS-troepen uit Amersfoort laten komen en 30 extra Rijksveldwachters uit Hilversum zelf laten opdraven. Het leek de stakingsleiders verstandig het niet tot een confrontstie te laten komen en de route te verleggen naar het oude Raadhuis, waar de Ortskommandantur was gevestigd. Ook daar keken ze in de lopen van goed geoliede machinegeweren. Omdat de Groest inmiddels was afgezet kwam er een einde aan de betoging en verspreidde de massa zich rustig en keerde ordelijk terug naar huis.

De staking was voorbij. De stakers hadden hun afschuw en hun spierballen laten zien. De Februaristaking, zoals ze in de historie is gaan heten, wordt geprezen als een uniek massaal en dapper protest tegen de wrede behandeling van de Joden, maar het heeft niets opgeleverd, behalve de woede van de Duitsers. Die dwongen de drie steden die aan de staking hadden meegedaan, Amsterdam, Zaandam en Hilversum, tot het betalen van ‘zoengeld’, 2,5 miljoen gulden binnen één week. De exorbitante boete mocht verhaald worden op de hoogste inkomensklasse, tenminste als men geen lid was van de NSB, de partij die samenwerkte met de nazi’s.

Seyss-Inuart: Schneller Judenfrei machen.

Na de staking draaiden de NSF en  alle andere fabrieken en bedrijven in Hilversum al snel weer op volle kracht, waren de Duitsers op jacht gegaan naar de stakingsleiders, beval Reichkommissaris Seysss-Inquart dat Amsterdam, Zaandam en Hilversum zo snel mogelijk Judenrein moest zijn en dat alle Joden verwijderd moesten worden uit het bedrijfsleven, liet de Hilversumse NSB-burgemeester in zijn gemeente een belachelijke hoeveelheid bordjes plaatsen met de tekst “Voor Joden Verboden”. Dwingender en onbarmhartiger dan ooit tevoren moesten de Joden bij elkaar gedreven en afgevoerd worden. Hij had ze al laten tellen. Het waren er 2.500. Hij moest flink aan de slag.

In on ze buurt, aan het ‘voetbalpleintje’ woonden op twee adressen Joden, de Untermenschen  die volgens Hitler äusradiert moesten worden en volgens Seyss-Inquart wel zo snel mogelijk. Op Van Leeuwenhoekstraat 176, met vorstelijk uitzicht op de voetballertjes, woonde de 62-jarige Trijntje van Tijn. En schuin tegenover haar, op H. de Keyserlaan 10, het gezin Frank: vader David, moeder Marianne en twee jongens, Jopie en Jacques. Konden ze nog wegkomen uit de Duitse klauwen? Die vraag had David Frank zich al vele keren gesteld sinds de nazi’s Nederland waren binnengevallen. Franks broer Salomon had toen meteen zelfmoord gepleegd door zich te verhangen in de winkel van vader Jacob bij de Groest. Frank kon dat niet, hij had een gezin. Onderduiken ging ook niet. Over zoveel geld beschikte hij niet. En dus moest hij er maar het beste van hopen en alle tegen de Joden gerichte verordeningen en pesterijen zo kalm mogelijk ondergaan. Er kwamen er steeds meer, steeds gemener.

Een greep uit de lawine;
15 april 1941 – Joden moeten hun radio inleveren;
1 mei 1941 – Joodse artsen, apothekers, advocaten etc. mogen alleen nog Joden helpen;
2 mei 1941 – Joden moeten weg uit de journalistiek;
15 mei 1941 – Joden mogen niet meer in orkesten spelen;
31 mei 1941 – Joden mogen niet meer op het strand, in het park, in hotels en in zwembaden komen;
27 juni 1941 – Joodse winkels moeten sluiten op zondag;
15 september 1941 – bibliotheken, restaurants, sportvelden, markten, leeszalen en musea zijn voor Joden verboden;
15 september 1941 -Joden mogen niet zomaar van woonplaats wisselen;
15 september1941 – Joden mogen alleen Joodse cafés, lokalen en schouwburgen bezoeken;
22 oktober 1941 – Joden moeten voor ieder beroep een vergunning hebben;
22 oktober 1941– Joden mogen niet naar sportclubs met niet-Joodse leden;
22 oktober 1941- Joden mogen niet werken voor niet-Joden;
23 oktober 1941 – Joden mogen niet emigreren;
7 november 1941 – Joden mogen niet reizen of verhuizen zonder vergunning;
26 november 1941 – Joodse postzegel- en antiekzaken worden gesloten;
1 januari 1942 – Niet-Joden mogen niet voor Joden werken;
23 januari 1942 – Joden mogen niet autorijden;
20 maart 1942 – Joden mogen geen meubels of ander huisraad verkopen;
25 maart 1942 – Joden en niet-Joden mogen niet trouwen;
29 mei 1942 – Joden mogen niet vissen;
5 juni 1942 – Joden mogen niet reizen zonder toestemming vooraf;
12 juni 1942 – Joden moeten fietsen en andere vervoermiddelen inleveren.

David Frank kon geen kant meer op. Hij kon geen handel meer drijven zonder reisvergunningen, zonder auto te mogen besturen, zonder auto. Langzaam maar onontkoombaar werden hij en zijn gezin opgedreven naar Amsterdam, waar ze dan wel weer een nieuwe bestemming zouden krijgen. Werkkampen in Oost-Europa? In juni 1942 kregen David Frank en zijn gezin het lang gevreesde bevel. Ze moesten hun huis verlaten en met alleen wat zij konden dragen naar Amsterdam vertrekken. Hoewel het streng verboden was, hadden ze bij hun buren op nummer 8, meneer en mevrouw Giskes, wat huisraad en meubels in bewaring gegeven totdat de Frankjes weer terugkwamen. Ze zouden nooit meer terugkomen.

Spoorrails bij station Hilversum.

Het lot van de twee jongetjes inspireerde Lourens Meeuwsen, die nu op nummer 8 woont, tot een ontroerend gedicht:

De  koffer van Jopie en Jacques

Ik ga op reis en neem mee / Speel je uren lang om de tijd te doden /
De trein stampt door en je herhaalt gedwee / Een leven vol verboden.

Er mocht maar weinig mee / Alleen wat je dragen kon /
Een koffer met spulletjes voor jullie twee / En met mooi verleden dat je snel verzon.

In de koffer aan je hand / Wereldoorlog in het klein / Herinneringen voor eeuwig ingebrand / Dit zal jullie laatste zijn.

Je ene hand stevig in die van je moeder / In je andere je koffer waarin je veel te korte leven zit / Je koffer met herinneringen / Die niet voller mocht dan dit.

Ook mevrouw Van Tijn kon niet ontsnappen. Ook haar leven kwam ten einde in een vernietigingskamp. Er kwamen nieuwe buren wonen op nummer 10 die voor NSB’ers werden aangezien, maar dat beslist niet waren.

Volgt: 4 – Razzia in heel Hilversum

4: Razzia in heel Hilversum

5 mei 2025

De mooie Hendrick de Keyserlaan in lentetooi 2025.

De oorlog werd steeds grimmiger, Hilversum steeds gevaarlijker, de buurt steeds benauwder. Er kwamen steeds meer Duitsers bij, met steeds hogere rang. Sinds de Amerikanen ook met de oorlog meededen, waren de Duitse militaire bevelhebbers ‘m gesmeerd uit Den Haag en waren, ver van de kust, beland in Hilversum. Dat was centraal, ruim en rustig.  Mooie scholen als onderkomen voor de manschappen, plezierige villa’s voor de officieren, veel ruimte voor recreatie, water, bos en heide rondom.

Deel 4 van 5 afleveringen

 

De toren van het Raadhuis werd gecamoufleerd met groene netten.

De hoogste Duitse militair in Nederland, Friedrich Christiansen, had het mooiste, ruimste en comfortabelste gebouw van heel Hilversum opgeëist voor hem en zijn staf, namelijk het gele Raadhuis. Maar hij wilde het wel groen geschilderd hebben want vanuit de lucht was het gebouw een heel makkelijk doelwit. Dat plan ging zelfs onze fanatieke NSB-burgemeester Von Bönninghausen te ver. Hij wist het voor elkaar te krijgen dat alleen de opvallende toren gecamoufleerd werd met bosgroene netten. Geen gezicht maar wel een veiliger gevoel voor Christiansen.  Maar toch niet veilig genoeg. Christiansen wilde zich liever ingraven op de Trompenberg. Die villawijk kon in zijn geheel afgegrendeld worden en tot Sperrgebiet verklaard worden.

De Rudelheimstichting werd in beslag genomen.

 De beste plek voor een commandobunker op de Trompenberg bleek Verdilaan 4 te zijn, toevallig (!) de plek waar sinds 1925 de Rudelheimstichting stond, een inrichting voor geestelijk gestoorde Joodse kinderen, die er allerlei vaardigheden aanleerden. Het gebouw werd zonder pardon geconfisqueerd. Het materiaal en de kinderen werden verplaatst naar de Monnikenberg, Heideparkweg 51 (nu Soestdijkerstraatweg 151). Het verblijf daar duurde maar één jaar. Op 9 april 1943 werden de 80 kinderen en hun begeleiders naar kamp Westerbork gebracht en van daar per trein afgevoerd naar Sobibor. Een week later waren zs allen vermoord.

Op het Rudelheimterrein werd met man en macht een ontzagwekkend bunkercomplex gebouwd, verreweg het grootste van Nederland: twee afzonderlijke bunkers van 86 x 22 meter, met elkaar verbonden door een corridor. Ruimte voor 100 à 120 man. Zijmuren en dak van 2,5 meter gewapend beton. Eigen water- en stroomvoorziening. Op het dak een dikke zandlaag met gras en sparren als camouflage.

De commandobunker werd omringd door kleinere bunkers. Op honderd meter afstand kwam een verbindingscentrum voor al het radio- en seinverkeer, de Wisseloordbunker.  Om deze belangrijke bunker te verbergen bouwden de Duitsers er een bakstenen huis op. De straten in de omgeving werden onherkenbaar gemaakt met camouflagenetten. Ook werden er niet-bestaande straten gesuggereerd met planten en aarde. Dit alles om herkenning door geallieerde vliegtuigen te voorkomen. Er vlogen er steeds meer over, voor bombardementen op Duitse steden en voor verkenning van Duitse stellingen.

Na de parade zwaait Christiansen tevevreden Hermann Göring uit.

Met al die superhoge militairen in Hilversum moest er ook wel eens een militaire parade worden gehouden. Op Jan Eerenberg, die later op Hendrick de Keyserlaan 2 woonde, bekeek één keer zo’n parade, maar daarna nooit meer. Het maakte een diepe indruk op hem, zo vertelde hij. “De Ortskommandant, generaal Christiansen en andere hoge officieren zaten er hoog te paard. Aan de overkant van de Groest stonden twee Duitse bands te spelen, ratte-tam-tam-tam. En voor hen langs zag je voorbijkomen: infanterie, kanonnen, tanks; een macht die je je leven lang niet meer zou zien. Van de Groest gingen ze de Stationsstraat in, naar het station van Van Gent & Loos, waar de ene trein na de andere naar het oosten vertrok, naar Rusland en naar Joegoslavië. Zo’n macht had ik nog nooit gezien en zal ik nooit meer te zien krijgen. Im-po-ne-rend! Vrachtwagens waarin kaarsrecht zes kerels zaten, geweren tussen de knieën, loop recht omhoog, de ene vrachtwagen na de andere. Zware tanks, die het asfalt uit de weg haalden. Ongelooflijk. En al die marcherende soldaten van de Luftwaffe, zoveel, dat was ongelooflijk. Ik kwam thuis en barstte in huilen uit. Ik was ervan overtuigd dat we nooit meer van die moffen af zouden komen, zoveel macht als ik daar had gezien.”

Het wemelde op het laatst inderdaad van de legeronderdelen in ons aangename Hilversum. Voor de officieren werden comfortabele villa’s en woningen gevorderd.  De manschappen werden ondergebracht in scholen, de leerlingen werden in andere scholen gepropt of naar huis gestuurd. Ook in onze buurt kon je de Duitsers overal tegenkomen: bij de Snelliusschool aan de Snelliuslaan, bij het Christelijke Lyceum aan de Lage Naarderweg (net over het viaduct; nu Independer-gebouw), maar ook in de Hendrick de Keyserlaan, want zowel de Willebrordus jongensschool als de Gertrudis-meisjesschool waren ingepikt door het Duitse leger.

Duitse soldaten bij de Rennesseschool bezig met wapenonderhoud.

Dat was wel heel spannend, herinneren zich twee ooggetuigen uit onze straat. Jan Camfferman, oud-wethouder van Beverwijk en nog steeds radiomaker, die in de Hendrick de Keyserlaan 13 woonde, heeft nog wel wat herinneringen aan de oorlogsjaren. “De soldaten die in die twee scholen zaten marcheerden vaak door onze straat, strak in het gelid. Dat was heel indrukwekkend. Ze hadden laarzen met dat ijzeren beslag er onder. Je kunt je voorstellen hoe dat klonk! Ze marcheerden zo naar de hei, waar hun spullen stonden en waar ze veel oefenden. Op de heide mochten wij niet komen. Dat was zwaar verboden. Je moest het trouwens niet aan de stok krijgen met die soldaten. Eén van de jongens in onze straat is eens heel dicht achter die marcherende soldaten aangelopen. Hij wilde weten hoe zo’n uniform rook. Nou, die knaap heeft er flink van langs gehad. Nee, zoiets zal hij nooit meer uithalen!”

Stiekem de hei op

Ook op Wim Lassing, Hendrick de Keyserlaan 14, maakten die marcherende soldaten veel indruk. “Tweemaal per dag marcheerde een peloton uiterst gedisciplineerde mannen met volle bepakking voorbij”, schreef hij. “Die cadans, dat geluid van die laarzen maakte diepe indruk op ons. Soms werden ze begeleid door drie soldaten die op van die rattenfluitjes bliezen en dan zongen ze uit volle borst: Und wir fahren gegen England. Mijn vriendjes en ik zijn hen een paar keer achternagelopen en kwamen toen stiekem bij Crailo terecht. Daar hadden de nazitroepen hun schietbanen, oefenterreinen, zwembad en een enorm stuk heidegrond voor het opslaan van munitie en ander oorlogsmateriaal. Het was een strategische plek nabij een rangeerplaats van de spoorwegen. Daar kwamen veel goederentreinen met allerlei wapentuig binnen.”

Om de oorlog vol te houden had Duitsland steeds meer mannen nodig. Hoe meer mannen door het leger werden opgeroepen, hoe stiller het werd in de Duitse fabrieken, hoe minder er werd geproduceerd, wapens en voedsel. Oproepen om in Duitsland en voor Duitsland te komen werken, kregen nauwelijks gehoor, hoe verleidelijk het ook werd voorgespiegeld. “De dagelijkse vergoeding bestaat uit goede kost, rookartikelen en loon volgens het geldende tarief. Voor de achterblijvende familieleden zal worden gezorgd.” Bijna niemand meldde zich aan, tot woede van de Duitsers. Kwamen ze niet vrijwillig, dan moesten ze maar gehaald worden.

Op maandag 23 oktober 1944, om 7 uur ’s morgens, ging in heel Hilversum het luchtalarm af. Consternatie alom, want zo vroeg gebeurde dat nooit. In de hele buurt bleken overal SS’ers rond te lopen en bij alle winkels waren biljetten opgehangen. De straten waren afgegrendeld. Alle mannen tussen de 17 en 50 jaar moesten zich om 9 uur onmiddellijk melden in het Sportpark voor graafwerkzaamheden. Meenemen: eetgerei, wollen dekens, warme kleding en schop of spade. Meegenomen fietsen blijven in het bezit van de eigenaar.

De SS’ers ramden op deuren en ramen, drongen binnen in de huizen, doorzochten alle vertrekken, openden alle kasten, jatten van alles mee. Sommige Hilversummers hadden al schuilplekken in hun huizen gemaakt, onder de vloer, in een kast, onder de trap, in de schuur, in een regenton. Dat bleek vaak niet veilig genoeg en werd afgestraft met een kogel of een handgranaat.  Hilversum sidderde van angst en ellende.

Er was geen ontkomen aan

Jan Eerenberg maakte de razzia mee. ‘Grote paniek overal!’, liet hij weten. ‘Die razzia was perfect voorbereid. Je kon geen kant op. Ja, één kant: de Hoge Larenseweg uit, de kleine spoorbomen over, over de Groest en dan door de Emmastraat naar het Sportpark.’ Eerenberg was van plan om er op de Groest tussenuit te knijpen, een steegje in te glippen en dan onder te duiken in de City-bioscoop. ‘Maar ik had geen kans. Twee moffen met geweren riepen immer gerade aus. Er was geen ontkomen aan.’

Op Hendrick de Keyserlaan 10 stond Miep de Hilster (later mevr. Paap) op punt van bevallen. Haar man, Ries de Hilster, was thuis, maar niet vanwege de bevalling. De afgelopen zaterdag was hij door de omroep gewaarschuwd niet naar de studio te komen omdat alle leden van het Omroep-Orkest dan waarschijnlijk opgepakt zouden worden. De Hilster was fagottist bij het orkest. Maar het bleek tot zijn schrik dat de SS’ers overal mannen oppakten, ook in de Hendrick de Keyserlaan. Buurman Giskes werd opgepakt, waarop  De Hilster zich snel probeerde te verstoppen. Hij dook letterlijk onder. Miep de Hilster vertelde later aan haar kleindochter: ‘Ries verstopte zich bij de buren in de regenton. Maar hij klom er te snel weer uit en kwam toen onze tuin weer in. De Duitsers waren hier net vertrokken. Ries ging toen snel even naar een andere tuin, maar werd door een Duitser gezien.’ En meteen opgepakt en afgevoerd.

In het Sportpark moest lang gewacht worden op vertrek.

Bij de razzia werden zo’n 4.000 Hilversummers opgepakt en naar het Sportpark gebracht. Ze moesten daar eindeloos lang wachten op een medische keuring. Sommigen kregen een zenuwaanval, begonnen te schreeuwen en te slaan, maar mochten niet geholpen worden van de Duitsers. Uiteindelijk bleken 3761 mannen geschikt te zijn voor de ’graafwerkzaamheden’. De mannen die hun fietsen hadden meegenomen vertrokken als eersten naar het beruchte kamp Amersfoort. De rest moest lopen. Veel vrouwen volgden op veilige afstand hun mannen op hun tocht naar het kamp, wisten hen soms wat toe te stoppen. In Amersfoort werden de mannen ingedeeld in groepen. Een deel van dwangarbeiders werd per trein afgevoerd naar Duitsland om er te werken in de oorlogsindustrie. De anderen werden ingezet voor allerlei zware werkzaamheden buiten kamp Amersfoort.

Op hun weg naar kamp Amersfoort werden de fietsers nagekeken.

Eerenberg, Giskes en De Hilster bleven in Amersfoort. Een geluk voor Rie Giskes. Ze kon nu iedere dag naar Amersfoort fietsen met eten voor haar man. Op zaterdag 28 oktober bracht ze bovendien heel goed nieuws over haar buurvrouw: Miep had een zoon gebaard. Voortvarend als ze was had Rie Giskes ook meteen bij de dokter een brief gehaald, dat Miep in levensgevaar was en dat de thuiskomst van haar man dringend gewenst was. De wrede kampcommandant wilde Ries de Hilster niet onmiddellijk laten gaan, stelde maandag in het vooruitzicht. Maar het lukte De Hilster al op zondag voorbij de wacht te komen en meeliftend op een damesfiets weer thuis te komen. Hij had ontzettend veel geluk, want ’s avonds werden alle gevangenen van zijn groep op de trein gezet en afgevoerd naar Duitsland. Als het aan de kampcommandant had gelegen was De Hilster met hen meegegaan. Thuis ging De Hilster meteen aan de slag om een goede schuilplaats in zijn huis te maken. In een kast onder de zoldertrap, boven de ingebouwde kast in de voorkamer beneden wist hij een ruimte te creëren, die niet zo makkelijk te vinden was, zolang hij geen enkel geluid zou maken.

Eerenberg werd ingezet bij een werkploeg, die zwaar werk moest verzetten bij bunkers in de omgeving van Nijkerk. Daar zag hij uiteindelijk kans om ongezien weg te komen en veilig in Hilversum te komen, waar hij meteen onderdook. Hoe Giskes het gedwongen werk heeft doorstaan, weet ik niet. Wel dat hij het overleefd heeft. Hij en zijn vrouw werden de vriendelijke oom Piet en tante Rie van Eef de Hilster, het jongetje dat net na de razzia werd geboren.

Er zijn natuurlijk veel meer mannen opgepakt in onze straat. Wie het waren en wie terug wisten te komen is niet bekend. Er is überhaupt weinig over bekend over al die mannen, die uit hun huizen werden gesleurd. Er zijn geen lijsten bijgehouden. Zij, die behouden thuis wisten te komen, hebben dat stilletjes gedaan. Je werd met de nek aangekeken als je voor de Duitsers had gewerkt, ook al was je daartoe gedwongen.

Volgt: 5 – Gierende honger, bijtende kou.

5: Gierende honger, bijtende kou.

5 mei 2025

Huh?! Wat is hier gebeurd?

Zo zagen de fabriekshallen van de NSF aan de Jan van der Heijdenstraat eruit in de winter 44-45. Kaal en hol. Alle machines en gereedschap waren  geroofd. Een Sonderkommando van de Duitsers was heel grondig te werk gegaan. Alles wat losgewrikt kon worden, werd losgewrikt.

Het was zoveel dat de speciale eenheid de tramlijn, die door de Larenseweg naar Station Hilversum liep voerde, verlegde naar het fabrieksterrein om al die machines gemakkelijker op de trein naar die Heimat te zetten. Geschatte waarde van de buit: 30 miljoen gulden.  De NSF, eens de glanzende oorlogstrofee van de Duitsers, dag en nacht bewaakt door linke Wachtmänner, lag er voor dood bij.

Deel 5 van 5 afleveringen

Er was wel meer weggesleept bij de NSF, door het eigen personeel. Essentieel gereedschap en instrumenten om te verstoppen. Onderdelen om een geheime zender te bouwen voor het verzet. Er was dringend behoefte aan contact met Londen, waar de Nederlandse regering zat.  Techneuten genoeg in Hilversum, maar voor illegaal werk had je ook overtuiging en lef nodig. Lef hadden ze zeker: het groepje mannen dat een geheime zender ging bouwen in hotel Hof van Holland, dat bezet was door de Abwehr. In het theatergedeelte van het sjieke hotel was een geluidsstudio met veel technisch apparatuur. Met medeweten van directeur Spenger werden vandaar berichten naar Londen gestuurd, zo geluidloos mogelijk. Het eindeloze getik van de seinsleutel mocht niet gehoord worden door de Duitsers op de gang. . Maar de hond van Spenger lag waakzaam voor de deur. En die in- en uitlopende Duitsers zagen de verzetsmannen aan voor theaterpersoneel. Zo was er regelmatig contact met Londen, maar de zender werd ontdekt. Maar voor de Duitsers de studio binnen stormden was de seinapparatuur al weggemoffeld en kon de Duitsers worden wijs gemaakt dat ze er alleen maar opnames hadden gemaakt van (de verboden) Radio Oranje.

In de Noorderkerk aan de Geradtsweg floreerde een illegaal ‘winkeltje’.

Waar nu heen met die zender? Schouten, de koster van de Noorderkerk aan de Geradtsweg, bood uitkomst. Hij en zijn gezin zaten al geruime tijd diep in het verzet. Bij hem zaten vaak neergeschoten piloten verscholen en lagen voedselvoorraden voor ondergedoken kinderen en waren veel meer illegale zaken verstopt. De kosterij was ook ‘winkeltje’, een plek waar koeriers hun gevaarlijke spullen konden droppen en/of ophalen. Het hele gezin werkte eraan mee. Schouten had er ook geen probleem mee dat in het topje van de kerktoren de illegale zender weer werd opgebouwd en vanaf die hoogte zijn werk hervatte.

Er was veel te melden vanuit Hilversum. Het wemelde hier van de generaals, vooral op de Trompenberg. Wie waren het? Met wie spraken ze? Waar sliepen ze. Waar stonden die bunkers precies? Waar het afweergeschut? Waar hield de Christiansen zich op? Maar de grootste vraag van alle was natuurlijk: wanneer worden we eindelijk bevrijd. Wanneer begint dat geallieerde eindoffensief? Laat het snel komen, want veel langer houden wij het niet uit onder die moffen. Maar in plaats van bevrijding kwamen er twee sadistische vijanden bij: bijtende kou en wurgende honger.

Geen treinen, geen vervoer, geen voedsel en brandstof.

Op verzoek van Londen waren 30.000 man bij de Nederlandse spoorwegen enthousiast in staking gegaan. Hun werk was er niet leuker op geworden sinds rijdende treinen favoriete doelen waren geworden van de Britse luchtmacht. En bovendien was er een flinke stakingskas. Alle treinen kwamen tot stilstand, behalve dan die vol roofwaar een enkele reis naar Duitsland maakten. Woedend over het succes van de staking blokkeerde de bezetter de aanvoer van voedsel naar het westen. Dat had al het probleem dat er ook geen kolen meer uit Limburg kwamen. Geen kolen: geen elektriciteit, geen licht, geen warmte, geen productie. De benzine raakte snel op, zodat ook het vrachtvervoer tot stilstand kwam. De scholen bleven nog wel open maar konden niet verwarmd worden. Veel kinderen bleven thuis omdat ze te zwak waren. De zes winkels in de Hendrick de Keyserlaan konden alleen maar ‘nee’ verkopen. De planken waren leeg.  Iedereen had vreselijke honger, velen werden ziek.

En daar kwam vijand nummer 2 nog bij: een heel strenge winter.  In een normale winter is het gemiddeld 2,6 graden. Deze winter was het – 3,1 graden. Het voelde nog veel kouder aan omdat bijna iedereen ondervoed was, in een slechte conditie verkeerde. Levensmiddelen waren al sinds het begin van de oorlog op de bon, maar met je bonnen kon je steeds minder kopen. Zonder bonnen was je op de zwarte markt aangewezen.  Daar betaalde je voor een brood van destijds 19 cent, in december 15 gulden en in april 40 gulden. En dan nog was het lastig te vinden. Voedsel en warmte, daar zocht iedereen naar. Er ontstonden hongertochten. Mensen gingen met kostbare spullen op zoek naar boeren die die wilden ruilen voor voedsel.

In de rij voor de gaarkeuken op het marktplein, mei ’45.

In het begin van de oorlog kregen arbeiders in de fabriek vaak een bonloze ‘fabriek-sprak’ om het werk vol te kunnen houden, maar nu lagen alle fabrieken stil en was het gedaan met die bijvoeding. Op het Langgewenst, het Hilversumse marktterrein, had de gemeente al in 1942 een centrale keuken gebouwd, een ‘gaarkeuken’ zoals het ging heten. Er moest al snel een hoog hek met prikkeldraad omheen. In de hongerwinter was bijna heel Hilversum afhankelijk van het eten dat daar werd verstrekt: een waterige stamppot of een dunne soep met op de bodem enkele raadselachtige kruimels. De voedselschaarste was zo groot dat mensen honden, katten, bloembollen en suikerbieten gingen eten.

Er was geen gas, geen brandhout, geen verwarming, geen licht, soms een stompje kaarslicht, vroeg naar bed, warm onder je deken, oren dicht als zware bommenwerpers overvlogen naar Duitse steden. Vooral jonge kinderen, oudjes en onderduikers hadden het zwaar. Wim Lassing (HdK 14) herinnert zich dat bij hen op zolder een broodmagere onbekende oom zat.  Dat vond hij bloedgevaarlijk, omdat schuin tegenover hen NSB’ers woonden en om de hoek Duitsers. De oom Bram zat de hele dag kookboeken te lezen en fantaseerde dan de heerlijkste maaltijden voor zijn gastgezin. Brussels lof met aardappelpuree, harde eieren en mosterdsaus. Na vier maanden vertrok de oom naar elders.

Op zoek naar en beetje eten.

Op zoek naar eten in de omgeving van Nijkerk.

Op 29 december ’44 rinkelden de ruiten ook in onze straat weer eens. Typhoons van de Britse Air Force kwamen uit het zuiden aanstormen en joegen hun raketten en bommen richting Trompenberg. Ze wisten precies waar hun doelen lagen. Verzetsmensen hadden alles verkend en er gedetailleerde kaarten van gemaakt, de zender in de Noorderkerk de laatste details toegevoegd. Maar de bommen en granaten konden de zware bunkers niet stuk krijgen.  De watertoren en de villa’s in de buurt wel. Zeven burgers en één militair kwamen om het leven.! Wat een desillusie! Waren de moffen echt onverslaanbaar? Nee, toch! De bevrijding kwam er toch zo aan?

Eind januari 1945. Vreemd volk stampte binnen in het ‘winkeltje’ van koster Schouten in de Noorderkerk, knooppunt van allerlei illegale diensten. Onderduikers, ondervoede kinderen, stakend treinpersoneel en al dat soort zaken werden hier geregeld. Het bleken SD’ers te zijn die huiszoeking kwamen doen, veel overhoophaalden, adressen zochten, maar geen idee hadden van de zender boven in de kerktoren. Twee dagen later arresteerden ze twee topmannen uit de illegale organisatie: Jan Janssen en Ger van Wetering. Beiden werden afgevoerd naar Amsterdam en later in Zaandam gefusilleerd als represaille voor een daar gepleegde aanslag. Het ‘winkeltje’ in de kerk bleef zwaargewond doorgaan met zijn moedige en edelmoedige zaken.

Er valt voedsel uit de hemel!!

Begin mei 1945. De geruchten bleven maar rondgaan, de ene nog mooier dan de andere. Nu werd rondgefluisterd dat vliegtuigen voedsel gaan uitstrooien boven bezet Nederland. Dit bericht was wel waar. Een kleuterklasje dat in de Noorderkerk bivakkeerde was er getuige van. Boven de heide achter de kerk ontplooiden zich parachutes met kisten vol voedsel eraan. Een goddelijk gezicht. Met het gedropte meel gebeurde wonderen. Er werd heerlijk knapperend witbrood van gebakken. Op de dag voor de broden uitgedeeld zouden worden kon mevrouw Lamme zich niet langer bedwingen en stak haar neus door de brievenbus van bakker Vredenburg, tegenover het Cuypersplein (nu een stoffige ‘kunsthandel’). Het speeksel liep haar uit de mond en de tranen sprongen in haar ogen door de verrukkelijke geur van dat brood.

Generaal Johannes Blaskowitz

Eindelijk kwam het einde, eerst als gerucht maar al snel officieel: Duitsland had op 5 mei gecapituleerd, de oorlog was voorbij. Maar niet voor generaal Blaskowitz, die de plaats van opperbevelhebber Christiansen in de bunker op de Trompenberg had overgenomen. Hij bleef zitten waar hij zat, weigerde naar Wageningen te komen om zijn handtekening onder de overgave te zetten, waarmee hij zijn troepen in het noorden de kans gaf te ontsnappen naar het Reich, waarbij ze nog heel wat ellende in Groningen veroorzaakten. Pas op 6 mei signeerde hij de capitulatie.

Op HdK 3 was radiomaker Jan van Herpen op visite bij collega Rutger Schoute en diens vrouw, toen buiten kabaal losbarstte. Radio Herrijzend Nederland had gemeld dat de Duitsers wilden capituleerden. Iedereen rende de straat op. Er kwam zelfs een goed bewaarde fles Oranjebitter tevoorschijn. En nu praten niet langer gevaarlijk was, ontdekte Van Herpen dat het meisje in het huis van zijn collega een Joodse onderduikster was met vervalste papieren.

In de hele oorlog nog nooit zoveel toegejuicht als in Hilversum.

Op 7 mei denderden Britse infanteristen via de Utrechtseweg Hilversum binnen waar ze uitzinnig werden toegejuicht en begroet.  Ze hadden al heel wat achter de rug, Noorwegen, Zweden, IJsland (waar ze hun bijnaam Polar Bears hadden gekregen), Normandië, le Havre, Arnhem, Den Bosch, Ede, Veenendaal, Utrecht, maar zoveel enthousiasme als hier hadden nog nooit meegemaakt. Het was hun taak humanitaire hulp en voedsel te verstrekken en de Duitsers te ontwapenen. Best riskant. Drie dagen later ging het mis in de omgeving van Soestdijk. Bij het inzamelen van wapens explodeerde een antitankmijn bij een stapel munitie. Een enorme klap. Dertien Britten en twee Duitsers waren op slag dood. Een lichaam kwam honderd meter verder in een weiland terecht. De dertien Polar Bears werden met ceremonieel vertoon in onze buurt begraven, op de Noorderbegraafplaats aan de Snelliuslaan.

De begrafenis van dertien Polar Bears op de Noorderbegraafplaats.

Kort na de Britten kwamen de legendarische Canadezen, die Hilversum weer op de been moesten helpen. Een deel van hen ondergebracht in de Snelliusschool. De leeggeroofde fabriekshallen van de NSF werden volgestouwd met ‘foute’ Nederlanders. De zwaardere gevallen werden in de verlaten Blaskowitzbunker gepropt. Moffenmeiden werden kaalgeschoren. Het lange wachten op familieleden en vrienden en geliefden, die door de nazi’s waren afgevoerd, begon zeer te doen, het hopen steeds wanhopiger. In de ogen van de overlevenden zagen ze eruit als Godenzonen, zo gezond, zo blakend en zo doorvoed. En zo aardig bovendien.

Het duurde wel lang voordat de Canadezen vertrokken.

Ook de Canadezen waren opgelucht dat de oorlog erop zat, maar snel naar huis gaan zat er niet in. Er waren geen schepen genoeg om dat vlot af te handelen. Ze konden zich wel nuttig maken met het herstellen van de oorlogsschade en andere klusjes, maar de dagen gingen steeds langer duren. Sommigen waren nog niet eens home for Christmas.

 Toen Corrie van Zoghel,  nog maar 9 jaar, één van die Canadezen door de Simon Stevinweg zag slenteren, schraapte ze al haar moed bij elkaar, pakte zijn hand en sleepte hem mee naar haar huis, HdK 9, voor een kopje thee. Het liep uit tot een warme vriendschap tussen de Van Zoghels en Pete, zoals zovele in die tijd ontstonden. Tot haar grote verdriet is Corrie het poesiealbum kwijt waarin Pete bij zijn afscheid een lief versje voor haar had geschreven.

De bomen zijn weer terug in onze straat. Iedere maand mei laten ze zien hoe mooi ze bloeien. En hoe kaal het destijds moet zijn geweest in de Hendrick de Keyserlaan.