Handen
Ik kijk naar mijn handen, maar denk aan de zijne. Al vanaf uur 0 heb ik hem uitputtend gefilmd en daarom weet ik precies hoe handen beginnen aan hun avonturen. In uur 2 en 3, als zijn ogen nog niet goed begrijpen wat ze moeten doen, ontdekken de handjes al dat je lucht niet kunt vasthouden en dat ze alle kanten op kunnen maaien. De handpalm is niet groter dan een dubbeltje en de vingers niet sterker dan stengels taugé. Ze zijn zacht en gaaf en ontluisterend mooi.
En dan mìjn handen. Craquelé. Aderen en pezen kronkelen als wortels van een weerbarstige boom. Littekentjes. Krassen. Het mooie is er af. Toch bewonder ik ze. Ze zijn hondstrouw. Ze doen alles wat ik wil, zonder morren, zonder vragen. De woorden, die in mijn hoofd opkomen, zetten zij op papier, ook al heb ik mijn ogen dicht. Wat ik zie, schetsen zij op het doek. Zij loodsen mij door een naderende bocht. Zij trommelen mee met het deuntje in mijn hoofd. Ik heb geen omkijken naar hen. Onbegrijpelijk zijn ze eigenlijk.
Wat hebben ze allemaal in mijn dienst gedaan?
Gevoeld, gepakt, gestreeld, bemind.
Geroffeld op schrijfmachines en toetsenborden.
Getimmerd, geschaafd, geverfd, geklust.
Gevochten, geslagen, gestompt.
Altijd zonder morren.
Maar tegenwoordig niet meer. ’s Morgens vroeg snerpt een smerige pijn door de palm van mijn linkerhand. Steun ik er op dan krijg ik een genadeloze steek in mijn duimgewricht.
Artrose, zegt de huisarts. Hoort bij de leeftijd.
Flink je spieren oefenen, zegt de verpleegkundige. Daar zijn van die kneedballetjes voor. Die helpen echt.
Kunt u uw pols nog wat verder draaien, vraagt de radiologe. Ja, prima. En nu even stilhouden.
De fotomachine zoemt zoetjes in het schemerduister.
Hoeveel handen geschud?
Schrijvers, schilders, beroemdheden, onbekenden.
Strijders uit de Civil Rights Movement.
Martin Luther King sr, kort nadat zijn zoon was vermoord.
Ted Kennedy, kort nadat zijn broer was vermoord.
Activisten voor Black Power. Voor Red Power. Voor Flower Power.
Helden, verliezers, vluchtelingen, slachtoffers.
Een stevige hand, die geef ik graag. Maar nu niet meer, want ook mijn rechterhand doet zeer als je er in knijpt. Daarom geef ik nu zo’n slap handje waar je wee van wordt. Ik laat mijn pijnlijke gewrichten er graag buiten.
De chirurg draait het beeldscherm naar me toe. Ik ontwaar het geraamte van mijn hand. De cursor schiet omlaag naar de basis van mijn duim, waar het inktzwart is.
Weggesleten, legt de arts uit. De duim is het meest gebruikte onderdeel van de hand en slijt dus het snelst.
Maar het is mijn linkerhand, werp ik tegen. Ik ben heel erg rechts. Dus die hand zou veel meer versleten moeten zijn.
De cursor raast naar mijn andere duim.
Nou, daar zijn ook slijtplekken, constateert hij, maar lang niet zo erg als links.
Hoe kan dat dan, vraag ik.
Hij trekt een onduidelijk glimlachje. We weten niet precies wat de oorzaak van artrose is. Het kan erfelijk zijn, het kan te maken hebben met een ontsteking, met een trauma, zwaar werk, een blessure die u al lang weer vergeten bent. In ieder geval is het goed te opereren, als u daarvoor kiest. Ik verwijder dan het trapeziumbotje en vul de holte weer op met een opgerolde peesstrip uit uw arm. Het is een kleine operatie, maar de revalidatie duurt lang. Zeker drie tot vier maanden voor u uw hand weer flink mag belasten.
De ergotherapeute kijkt me streng aan. We moeten zorgen dat de botten van uw hand weer in de juiste stand komen te staan, verklaart ze. Dat is het beste tegen de pijn.
’s Nachts en op andere rustmomenten moet ik van deze juf een duimorthese dragen. Ze schrijft een recept uit. Het is toch uw linkerhand?
Jazeker, beaam ik.
Misschien helpt het u wel zo goed dat u afziet van de operatie.
Die gedachte geeft haar gelaat een glans van triomf, alsof ze het winnende doelpunt scoort in de kampioenswedstrijd tegen het team van de artsen.
Wie weet, zeg ik zo neutraal mogelijk.
Langzaam opent zich een herinnering als een krant op het water. Het is meer dan tien jaar geleden. Mijn zwager en ik hebben twee dagen over de slagvelden van Verdun gezworven. De natuur is na een kleine eeuw schoorvoetend teruggekomen in dit kapotgeschoten landschap. Kraters en loopgraven zijn nog duidelijk te zien. We willen alleen nog de heuvel Mort-Homme (Dode-Man) bezoeken voor we het gekkenhuis van WO1 verlaten. Een jaar lang is om deze heuvel gevochten. Eerst wonnen de Fransen, toen de Duitsers, toen weer de Fransen. Het aantal doden is niet te tellen. Op de heuvel staat een luguber beeld van een dode man met een vlag. Op de sokkel de tekst: ‘Ils n’ont pas passe’ (zij kwamen er niet door), wat dus niet helemaal waar is. Het is huiveringwekkend. Al dat bloed dat hier gevloeid heeft, al die mannen die op deze vuilnisbelt van de westerse beschaving afgeslacht zijn. Tienduizenden.
In diepe gedachten verzonken loop ik achterwaarts weg van het monument en bots tegen een granieten paaltje. Ik val en stort op de scherpe kiezelstenen. Mijn linkerhand snerpt van de pijn. Kiezels hangen in het vlees van mijn arm en mijn hand. Het bloedt heftig. De druppels markeren onze route naar de verbanddoos in mijn auto. Dik in het verband rijd ik terug naar het hotel en de volgende dag komen we weer veilig thuis. De verschrikkingen die we gezien hebben, verdrijven grondig het kleine eigen ongemak.
De brace is een overdadig geval, omvat niet alleen de duim, maar ook de handpalm en de pols. Brede klittenbanden brengen mijn hand in de juiste stand. Ze protesteren luidruchtig als ik hun positie wil corrigeren. Vier vingers steken hulpeloos boven de brace uit, als wanhopige drenkelingen. Ik voel me de keeper van een hockeyteam als ik onder de lakens schuif. Het lichtknopje is met links lastig te bedienen. In mijn slaap deel ik met mijn gepantserde hand klappen uit aan mezelf. Maar ’s morgens is de gebruikelijke pijn verdwenen en kan ik op de hand steunen om uit bed te stappen.
Het gezicht van de ergotherapeute betrekt. U kiest dus voor opereren, vat ze mijn betoog samen.
Ik knik. De brace blijkt maar kort te helpen.
Nou, dan zie ik u wel weer over een paar maanden, zegt ze zuur. Het zal veel tijd kosten om weer op uw oude niveau te komen. Zo’n drie tot zes maanden.
Tot dan, zeg ik en geef haar een wee handje.
Volgende keer knijp ik haar hand tot moes, neem ik mij voor.
22 april 2014 om 10:03
Lieve Jelte, inmiddels zijn we al een tijd verder. Hoe gaat de revalidatie? Dat is een begrip dat ik maar met moeite met jou in verband (…) kan brengen. Liefs xxx en een kus op je hand…
Reina.
22 april 2014 om 21:41
Lieve Reina, zo’n kus is als zachte zalf! Het gaat meteen een stuk beter, al blijf ik erg onthand.
Je Jelte