Het beeld kraakt
Ik had twee grootvaders. De ene zat in een invalidewagentje, de ander hing bij ons aan de muur. In onze woonkamer was geen andere plek voor hem dan een spijker door het behang. Een tafel, vijf stoelen, een volgestouwd dressoir, meer kon er niet in. ’s Winters kwam er nog een kachel bij en dan was het helemaal dringen. De wanden werden ingenomen door twee XXL-schilderijen, waarvan ik de dikke reliëflijsten had vervangen door simpele tengels, de luidspreker van de draadomroep met daarop een monnik van terracotta, waar zo vaak tegenaan gestoten was dat zijn hals voornamelijk bestond uit dikke lijm, en een worteldoek met koperen prullen boven de halfsteens schoorsteenmantel.
Zat je aan tafel – wat kon je er anders doen? – dan priemde opa zaliger met zijn strenge blik in je rug. In zijn politie-uniform zit hij hoog te fiets zijn gezag uit te stralen . Niemand die dichtbij durft te komen. De anders zo drukke hoofdstraat is leeg. Twee auto’s staan verlaten voor het pand van Albert Heijn. Iedereen is weggevlucht voor de kalm voort peddelende hoofdagent met zijn spiedende ogen en zijn blanke sabel gebruiksklaar in zijn stuurklem. Wat doet ongeïdentificeerd persoon daar op de openbare weg met houten driepoot? Heeft hij een schriftelijke vergunning daartoe? Vormt hij geen beletsel voor het rijverkeer? Maar voor hij afstijgt voor nader onderzoek, heeft de straatfotograaf al de foto gemaakt, die jaar in, jaar uit op ons neerkijkt in onze krappe woonkamer.
Deze opa viel niet te vergelijken met mijn andere, die ik als glijbaan mocht gebruiken en met wie ik dolle ritten maakte in zijn karretje. Nee, deze is, kil en hard als graniet. Streng en rechtvaardig. Trots en onbuigzaam. Rechtlijnig als een spoorrails, recht door zee. Standvastig in het geloof. Onkreukbaar en onwrikbaar. Alle wetsartikelen op orde in zijn hoofd. Potlood en papier paraat in de linkerborstzak van zijn onberispelijke uniform. Lachen doet hij niet. Het leven is een ernstige zaak. Spotters krijgen spottersloon.
Ik ken hem niet van vlees en bloed. Hij stierf één jaar na zijn pensionering en één jaar nadat ik geboren was. Wie hij was, heb ik van mijn twee ooms, zijn kinderen. Hij was hun heit, mijn pake, geboren in het Heitelân, een Superman avant la lettre. In alles wat hij deed blonk hij uit. Met de hondenkar, het beurtschip, met de kwast, met de riek, met het zeil, met sjouwen, met ansjovis plukken. Een doordouwer eerste klas. Nooit bij de pakken neerzitten. Nooit bang zijn. Aanpakken. Schippersknecht, boerenknecht, stuurman, schipper, brugwachter, koster, kettingwachter. En dan de Grote Oversteek, over de Zuiderzee, naar Zaandam, stad van melk en honing. Dat viel bitter tegen, maar geen gezeur. Hij stampt alle wetsartikelen in zijn hoofd, slaagt met indrukwekkende cijfers voor het politiediploma, schopt het al snel tot hoofdagent. Hosanna!
1746 – Jelte Rozema, 20 jaar, schippersknecht te Oldelamer (gemeente Weststellingswerf) – 294 – mishandeling – uitspraak 24 Sept 1902 – f 7 – 7 dagen hechtenis.
Mishandeling? Mijn pake? Daar moet ik meer van weten. Ik alarmeer mijn broer, die tegenwoordig helemaal in de nostalgie is, en samen stuiven we naar het Tresoar op de Oldehove in Ljouwert. Een zware doos wordt voor ons neergezet. Het bevat een kloek boek met een rug van wel tien centimeter breed, dat zich met tegenzin laat openslaan,. Alsof pake er bovenop zit. Weeklijst nummer 294, nummer 1746 der rolle. We gluren een dikke eeuw terug; het is 22 juli 1902.
We zijn in de stadsgracht van Sneek. Twee mannen, Machiel Blindeman en Noach de Vries, bomen hun praam door de gracht als het beurtschip van Oldelamer hen tegemoet komt. De beurtschipper duwt met zijn boom de praam van zich af, waarop Blindeman kwaad roept wat of dat moet. De schipper uit Oldelamer ontsteekt in woede en geeft Blindeman een mep met een stuk hout. Die komt hard aan. De beurtschipper vaart door. Blindeman en De Vries roepen de politie. De opvliegende beurtschipper is er gloeiend bij. Er wordt proces-verbaal opgemaakt. Hij blijkt Jelte Rozema te heten, 20 jaar oud te zijn en hij zal er nog wel meer van horen. Twee maanden later moet hij verschijnen voor de Arrondissement Rechtbank te Leeuwarden. Dat doet hij niet. Blindeman en De Vries zijn er wel en doen nogmaals hun verhaal. Artikel 300: mishandeling, vindt de aanklager. Een geldboete van zeven gulden, oordeelt de rechter, en als hij niet betaalt, zeven dagen de cel in.
Ik juich in stilte. Mijn opa is plotseling een mens geworden. Geen heilige, geen superman meer, maar een vent van vlees en bloed. Geweldig, opa, zo kennen wij elkaar! Jammer dat wij elkaar maar zo kort hebben gekend. Ik moest nog voor de eerste keer jarig worden toen u opgevreten was door de kanker. En mag ik het hier tegen u zeggen?
Ik ben trots op u: dat u uw opvliegende karakter hebt leren beheersen, een voorbeeldig politieman bent geworden en het hoofd van een hechte, warme familie. En mag ik u ook nog even vragen: moest u ook vechten tegen uw tranen toen u voor het eerst uw kleinzoon in uw armen hield, uw naamgenoot, een levend mensje van amper zeven pond? Als ik werkelijk een beetje op u lijk, dat denk ik dat u dat stellig zult ontkennen, maar weet ik zeker dat het wel zo was.
30 april 2016 om 20:50
Beste Jelte,
Wat een bijzonder warm en sympathiek verhaal over ons beider grootvader Jelte Rozema! En minstens zo bijzonder dat jij pluizend op het internet deze bron, die terug gaat naar 1902 achterhaald hebt. En dan met broer Martin door niets meer te stuiten er op af.
Net zo min als jij heb ik hem, pake en heit Jelte Rozema, gekend. Alleen uit verhalen van mijn vader, oom Teun, tante Anne en van Opoe Roos. En later uit de verhalen die jij over de hem en de familie hebt geschreven.
Ik weet dat mijn vader Auke Rozema op zijn heit was gesteld, maar ik weet ook dat heit door zijn nachtdiensten als politieagent prikkelbaar is geweest. Dat hij, harde werker, als beurtschipper in Sneek uitgehaald heeft naar een paar lui die hem irriteerden, zij hem vergeven.
Uit nagebleven brieven die hij schreef heb ik opgemaakt dat hij welopgeleid was en zeer goed formuleerde.
Heit Jelte Rozema is op 7 juni 1941, 59 jaar oud, overleden. De pasfoto die je van heit bijgevoegd hebt uit 1940 toont een mild gezicht en ik interpreteer dat als berusting. Hij ging gebukt onder zijn ziekte. Het spitten op zijn volkstuin in de Achtersluispolder ging eigenlijk niet meer.
Net zoals jij, ben ik er best trots op kleinzoon van deze pake en heit Jelte Rozema te zijn.
Jelte Rozema
22 mei 2016 om 21:10
Jelte,
Knap speurwerk en je hebt deze ontdekking zoals van ouds weer boeiend en mooi onder woorden gebracht. Ik ben trots op al de Jeltes in onze familie, uiteraard zonder alle andere neven en nichten uit te sluiten.
En ik hoop nog lang van je verhalen te kunnen genieten.
Teunis
23 mei 2016 om 16:09
In onze familie zijn drie kleinkinderen vernoemd naar hun grootvader. Dat gebeurde volgens een vast patroon: de oudste zoon kreeg de voornaam van zijn opa aan vaders kant, de tweede zoon de voornaam van zijn opa aan moeders kant. Zodoende moesten twee neven en ik de merkwaardige voornaam Jelte torsen.