Knikkerzak
Weer een dode. Het moet topdrukte zijn aan de hemelpoort. De zorgverlener vond hem ’s morgens op zijn bed in zijn ochtendjas. Dat hij niet gereageerd had op de deurbel was niet zo vreemd. Neef Koos is, sorry was stokdoof. Overal in zijn huis had hij listige oplossingen bedacht om wekkers, bellen, televisie en telefoon gigantische hoeveelheden decibellen te laten uitspuwen. Maar de dood kwam sluipend, als een dief in de nacht. Koos lag vredig op zijn zij toen de zorgverlener hem vond, in de foetushouding, een baby van 92 jaar.
Mijn oudste broer belt met het nieuws. Hij is altijd de eerste die gewaarschuwd wordt. Ik benijd hem niet.
‘Ik ga maar eens kijken’, zegt hij met tegenzin.
Koos heeft kind noch kraai, woont moederziel alleen.
‘Wie gaat het verder regelen’, vraag ik.
‘Geen idee. Ik in ieder geval niet. Dat heb ik hem duidelijk gezegd.’
Ach arme neef Koos. Eigenlijk was hij meer oom dan neef. Hij was al 17 jaar, toen ik werd geboren. Hij heeft nooit met mij gespeeld. Voor speelgoed vond hij zich te groot, voor een potje schaak vond hij mij te klein. Nee, hij hield zich liever bezig met de volwassenen, vooral met zijn oma en met mijn vader, zijn idool. Op de oudste familiefoto, gemaakt bij het diamanten huwelijksfeest van Tinus en Kee, onze overgrootouders, heeft Koos (5 jaar) al de hand vast van mijn vader (24 jaar). Die band met mijn vader bleef. Later zat Koos op woensdagmiddagen op de stoep van zijn huis smachtend uit te kijken naar zijn bestelautootje. Dan mocht hij mee rijden naar vaders klanten, tot in IJmuiden aan toe.
Die stoep is er nog steeds, het voorname huis ook. Koos heeft er bijna zijn hele leven gewoond. Eerst met zijn ouders en twee zusjes, maar uiteindelijk moederziel alleen. Ik ken het voorname huis op mijn duimpje. In de vakantie logeerde ik er wel, een spannend avontuur. Koos en zijn zusjes waren nergens te bekennen, maar beneden in de kelder stond meer en mooier speelgoed dan ik ooit bij elkaar had gezien. Het allermooiste was wel een volledig ingericht poppenhuis met elektrisch licht en een badkamer met bad en stromend water. Kennelijk niet iedereen waste zich zaterdagsavonds in een teil voor de kachel.
In dat huis is Koos gestorven en is mijn broer gaan kijken.
Hij belt opnieuw, nu verontwaardigd.
‘Koos heeft helemaal niks geregeld. Er is alleen een testament van vijf jaar oud. Daarin sta ik als executeur-testamentair.’ Hij vloekt niet graag, maar de verleiding is groot. ‘Ik heb hem nog zo gezegd dat ik het niet doe.’
De nagedachtenis aan neef Koos duikelt omlaag.
‘Alles gaat naar de Zending, maar dat wisten we al.’
Koos is trouw gebleven aan het geloof van zijn ouders.
‘Maar ik heb ook goed nieuws’, vervolgt mijn broer. Zijn toon wordt cynisch, dus pas ik op.
‘Voor jou is er een legaat! Alleen voor jou. Voor ons is er niks.’
Wauw! Ik heb in mijn hele leven nog nooit iets geërfd. Die Koos!
‘Jij staat als eerste vermeld!’
Mijn hersenen spinnen op volle toeren. Waaraan heb ik dit grootse gebaar te danken? Mijn broers hebben zich meer om Koos bekommerd dan ik. Ik heb hem alleen van tijd tot tijd bestookt met vragen over de familiegeschiedenis. Hij reikte verder in het verleden dan ik. Bovendien was hij sterk geïnteresseerd in dat onderwerp en beschikte hij over een ijzersterk geheugen. Het contact verwaterde omdat hij zijn e-mails nooit beantwoordde en ik hem over de telefoon niet kon verstaan.
‘Wat krijg ik?’
Mijn broer houdt de spanning er nog even in.
‘Ik zal je het voorlezen’, zegt hij. Zijn stem krult van ingehouden pret.
‘Ik legateer ten laste van mijn erfgenaam (dat is dus de Zending): a. aan mijn neef Jelte Rep: het tinnen eetgerei afkomstig uit de nalatenschap van mijn overgrootouders Rep, …
Het tinnen eetgerei ken ik niet en ik kan me ook niet voorstellen dat die twee taaie armoezaaiers iets van waarde bezaten.
‘.. alsmede de door mijn grootmoeder gebreide knikkerzak ..’
Knikkerzak? Versta ik het goed: knikkerzak?
‘Ja, knikkerzak’, beaamt mijn broer. ‘Maar wel eentje die door onze oma is gebreid’.
Ik ben niet in de stemming voor grappen.
‘Ga door!’
‘Ja, ja, want je krijgt nog iets.’
Koos zijn computer, z’n schaakspel, z’n mahjongspel, z’n dominospel, een kostbare tabakspot?
‘.. en mijn exemplaar van John Bunyan’s ‘De Christenreis naar de Eeuwigheid’. Dat is het. Gefeliciteerd, broer!’
Een paar dagen na de begrafenis beklim ik de stoep van het voorname huis, maar de deftigheid is er af gebladderd. Oude kranten liggen er hoog opgetast. Overal dozen met spulletjes. Goor heeft van alles overwoekerd. Alles wat eens zo mooi en begerenswaardig was is nu smerig en afstotelijk Arme neef Koos, koning van het afval, zittend op een troon van oud papier, verheven heersend over honderden verouderde bankafschriften, verbleekte schoolschriften, kapotte kacheltjes, uitgetelde klokken, duizenden vergeelde boeken.
Mijn broer loodst me door de jungle naar het tin, donkergrijs als voor het onweer. Ik vind het lelijk als de nacht, maar mooi van gedachte. Spulletjes van 150 jaar geleden, pronkstukken van twee oudjes, van de ene generatie overgedragen aan de volgende, tot aan mij toe. Dank u, over-oma en over-opa! En dank ook u, lieve oma, voor uw knikkerzak, die u zo mooi voor Koos hebt gebreid, maar die ik nu van hem heb gekregen. Omaatje Rimpel noemde de kinderen haar. Ze had een kromme rug – door al het sloven en breien, beweerde mijn vader. Toen ik mij verloofde, kregen we van haar twee gebreide pannenlappen, tot verrukking van mijn vader. Moet je zien hoe mooi en stevig dat lieve mens ze heeft gemaakt, geen steekje mis.
‘En de rest’, vraag ik. De knikkerzak heeft natuurlijk flink op de fantasie van mijn vriendenkring gewerkt. Daar zit natuurlijk van alles in, hielden ze me voor. Zilveren knikkers, parels, diamanten, munten. Een code van een bankkluis.
Mijn broer weet niet goed hoe hij kijken moet.
‘Nergens te vinden. Dat boekje niet en die knikkerzak niet.’
Ik waag nog een tocht langs de spinnenraggen, schimmelvlekken, ontluisterd speelgoed, manke kasten en opgestapelde dozen. Tevergeefs. Ik maak me kwaad op Koos, die mij een draad van de geschiedenis in handen wilde geven, maar dan de draad is kwijt geraakt. Ik verlaat teleurgesteld het verslonsde huis. Hoe zou oma’s knikkerzak eruit hebben gezien? Koos wist het. Ik niet.
2 augustus 2015 om 21:29
Het zal waarschijnlijk altijd een mysterie blijven.
4 augustus 2015 om 09:27
Mooi verhaal Jelte! ,,een storende geschiedenis”
7 augustus 2015 om 12:41
Jelte, je fantasie is groot genoeg om het verhaal te vervolgen. Het is de moeite waard.
8 augustus 2015 om 12:47
Ten tweede male: heel leuk!
22 augustus 2015 om 18:25
Lieve Jelte, tot op heden nog steeds geen spoor van de gewraakte knikkerzak? Ik had zo op een mooie afloop gehoopt. xxx
23 augustus 2015 om 17:06
Er is een boodschappentas gevonden, ook gebreid, maar dat lijkt mij meer een pleister op de wonde dan wat in het testament beschreven staat. Je medeleven, lieve Reina, doet me goed, maar nog nooit heb ik zo zwaar verloren met knikkeren. xxxx
12 september 2015 om 16:26
In gedachten altijd bij je.