Archief ‘natuur’ categorie

Een spin op de trap

6 april 2012

En dan dat verrukkelijker kontje!

Avondritueel. Ik doe de lampen uit, de deuren op slot en beklim de trap omhoog, naar de slaapkamer. Zij ligt al in bed, slaapt waarschijnlijk al door het oneindige gekissebis van Pauw en Witteman. Ik doe het zachtjes want een krakende traptrede kan haar al wakker maken. Dan zie ik een bolletje op het tapijt van de trap. Wat aarde? Een pluisje wol? Nee, het is een spin. Spinnetje, moet ik zeggen, niet meer dan een centimeter groot. Ik trek de slipper van mijn voet en leg zorgvuldig aan voor de fatale klap. Zij die daar boven slaapt is als de dood voor spinnen, wordt al hysterisch als ze er één ziet, laat staan bij de gedachte dat zo’n beestje met z’n enge poten over haar blote huid loopt, op weg naar ik weet niet waar. Om haar heb ik er al zoveel doodgeslagen dat het  routine is geworden. Grote exemplaren pak en plet ik met een papieren tissue, kleinere vermorzel  ik met de hand. In ons huis geen spinnen.

Ik sta te trillen op mijn poten, ben gespannen als een speer. Zij zit in haar web en doet alsof ze mij niet ziet, niet interesseert, maar ik weet wel beter. Sinds onze ogen elkaar kort kruisten, kan ik haar niet vergeten, wat ik ook probeer. Ze is betoverend. Ze staat prachtig hoog op haar lange poten, alle acht even rank en mooi behaard. Haar ogen glanzen als druppels vocht. En dan haar achterlijf, kort, rond, strak en verrukkelijk. Ze maakt iedere dag de mooiste webben, strak en delicaat als het mooiste kant. Mijn pedipalp staat op uitbarsten. Ik heb mijn web verlaten en ga, nee moet haar bespringen. Nu.

Nee, nog niet. Ik moet het rustig aan doen, hitsige gek die ik ben. Als ik vast kom te zitten in haar web, ben ik reddeloos verloren. Ze spuit me plat, maakt pap van me en zuigt me leeg met dat zoete mondje van haar. Nee, nee, ik moet me beheersen, zachtjes haar web wiegen, ritmisch tokkelen op haar snaren, haar geduldig verleiden tot ik haar mag beklimmen en in haar leeg mag kolken. Na die verrukking mag ze alles met me doen. Opeten zelfs. Het kan me niet schelen, als ik haar maar een paar kostelijke minuten mag bezitten en betoveren.

Nu moet ik op haar af, onbevreesd, waardig, ingetogen, alsof het mij niet interesseert. Mijn bloed giert door mijn lijf, stuwt van achteren naar voren. Mijn bulbus staat op springen. Ik ben bang dat ik voortijdig ontplof. Ik houd even halt.

Zwap! Iets groots en zwart suist op mij af. De dreun komt vlak naast mij meer. Instinctief weet ik wat het is: de dood. Ik schiet weg, zo plat als ik kan, langs de rand van het tapijt. Ik weet dat dit het onherroepelijke einde is. Maar er is geen film waarin mijn leven voorbij flitst. Er is maar één beeld: zij met schrikogen in haar web. Dan opnieuw een grote, zwarte dreun. Ik trek al mijn poten in, maar het is raak dit keer. Ik kraak maar voel niks. Ik ben verdoofd door angst. Het laatste wat ik zie is haar heerlijke kontje, terwijl zij wegvlucht uit haar web.

Met mijn vingers veeg ik het donkere bolletje de traptrede af, bang voor een vlek op het tapijt. Het komt terecht op de plavuizen van de gang. Voor de zekerheid plet ik het met mijn slipper en raap het restant op. Er blijft een klein vochtplekje achter op de vloer. Met een wc-papiertje haal ik het weg en loop naar boven, naar de slaapkamer. Zij slaapt al als ik me zachtjes naast haar vlij. Toch vraagt ze van ver weg: Wat deed je?
Niks hoor, schatje. Ga maar lekker slapen, fluister ik geruststellend.