‘Joden’ op het Hop

Tegenwoordig kun je bepaalde landen beter mijden, als je leven je lief is: Oekraïne, Afghanistan, Syrië, Liberia. Vroeger waren er buurten waar je beter niet kon komen. Het Vissershop bijvoorbeeld, een afgesloten woonwijk aan het zuideinde van Zaandam, op korte afstand van de begraafplaats. Achter iedere heg, uit ieder steegje en op iedere straathoek konden straatschoffies opduiken, die je op z’n minst doodschrik aanjoegen en op z’n slechtst je knock-out sloegen, alleen maar omdat je niet één van hen was en je er dus niets te zoeken had.

1939: Mijn oudste broer bezoekt met zijn ouders de Bleekersstraat.

1939: Mijn oudste broer bezoekt met zijn ouders de Bleekersstraat.

Het beroerde was dat we er wèl eens wat te zoeken hadden. Onze vier neven woonden daar met onze oom en tante in een knus huisje. Weliswaar woonden ze in de Bleekersstraat en dat was niet het echte Hop. Maar dat vergrootte het probleem alleen maar, want daardoor waren onze neven geen echte Vissershoppers en leefden ze voortdurend op voet van oorlog met de rest van het vuurrode Hop. Ze stonden bovendien bekend als gristelukken, wat hun buurtjongens een jihadachtige vrijbrief gaf om hen op ieder willekeurig moment in elkaar te slaan of anderszins het leven zuur te maken.

Tegenwoordig wordt het Vissershop een karakteristiek wijkje genoemd, liefdesbaby van het hoopvolle socialisme van begin vorige eeuw. Luidkeels werd gezongen:
Roze gloed kleurt reeds de wolken / D’ochtendwind ruist door de blaân /
Weldra is voor alle volken / ’t Schitterend zonlicht opgegaan.

De arbeiders van houtwerf William Pont zetten de woorden om in daden. Precies een eeuw geleden richtten ze een woningbouw-vereniging op en bouwden op de braakliggende oostelijke Zaanoever een buurt van baksteen en stalen socialistische idealen: weg met de houten krotten en schuurtjes, maar stevige stenen huizen met genoeg ruimte voor het hele gezin, stromend water en toilet. Geen crisisbouw, maar fraaie architectuur en de modernste inzichten. Het Vissershop werd een juweeltje, vol geknikte straatjes, pleintjes, poorten, grote voorramen en veel bankjes. Een dorp in een stad, ommuurd door rode huizenrijen, de straten vernoemd naar de bomen, die ze op het Eiland verzaagden en alle huizen gericht op elkaar.

1967:  Mijn vier neven in het stadhuis van Zaandam.

1967: Mijn vier neven in het stadhuis van Zaandam.

De Bleekersstraat lag net tegen die rode muur aan. Sniper Alley. Ze voerde van de Zuiddijk naar de Zaan, naar het Pontje van Schaap, waarmee je voor een paar centen heen en weer pendelde tussen de deftige Prins Hendrikkade, het Hop, de Havenstraat aan de overkant van de Voorzaan en het Eiland van William Pont. Als je met het pontje naar het openlucht zwembad op het eiland wilde, kon je het rode bolwerk enigszins ontwijken door de Bleekersstraat te nemen. Het zwembad had duikplanken van één meter, drie, zes en negen meter hoogte en heel veel water. Ik hoefde dus nooit van z’n leven door die straat, als mijn vier ontzagwekkende neven er niet hadden gewoond in hun huis vol gezelligheid en avontuur – een vredige enclave in een vijandige omgeving. Onder het huis hadden ze de ratten verjaagd en een hut getimmerd. Achter het huis liep een demp, die vaak als sluipweg diende. Hun geloof was bekend bij alle socialisten en communisten en socialisten op het Hop, want ze deelden er regelmatig christelijke krantjes en scheurkalenders uit. Evangelisatie was vaak kinderwerk. Mijn neven werden uitgescholden voor Israëlieten en Joden. Het gescheld en getreiter verstilde korte tijd toen de dapperste van de neven het dak van de openbare school beklom, iets wat niemand hem na durfde te doen.

De Vissershopschool - wie durft het dak te beklimmen?

De Vissershopschool – wie durft het dak te beklimmen?

We lopen weer door de Bleekersstraat, maar nu met z’n tienen. Er leven nog maar twee van de vier neven. We zijn allemaal bijna een mensenleven ouder. We hebben geen belangrijke zaken meer te doen; alleen nog te zorgen dat we waardig en humaan dood mogen gaan. Het mooiste stuk van ons leven ligt achter ons en daarom kijken we liever terug naar het verleden, naar die goeie ouwe tijd.

2014: mijn broer (zittend) bezoekt met zijn neven en nichten  opnieuw de Bleekersstraat.

2014: mijn broer (zittend) bezoekt met zijn familieleden opnieuw de Bleekersstraat.

Het huisje van de neven is nog kleiner geworden en staart blind voor zich uit, alle jaloezieën omlaag. Geen enkele kans om binnen te kijken. Het verleden is gevlucht. Het kerkje in de straat is woonhuis geworden. Het pontje van Schaap vaart niet meer. Het hele Vissershop is tegen de grond gegooid. Het was toch niet zo goed gebouwd en ging verzakken. Met Gamma-materiaal is het op de zelfde plattegrond en met dezelfde maten weer opgebouwd. De school, die mijn onverschrokken neef ooit beklom, is vervangen door een platte schoenendoos. De poorten aan de Notenlaan zijn gesneuveld. De aanlegsteiger van de Zaandammer salonboot staat treurig pootje te baden. Het zwembad is verdwenen.

Het nieuwe Vissershop: veel is verdwenen.

Het nieuwe Vissershop: veel is verdwenen.

We kijken onwennig rond. Ik sjor mijn broer in een rolstoel naar een verdwenen aanlegsteiger. We rijden over tegels met ingegraveerde teksten. Ik kan er geen moer van lezen, moppert hij. Met veel moeite ontcijferen we de tekst:
‘Het zwembad was niet meer dan een met houten palen afgescheiden stuk Zaan aan de punt van het Eiland. Om zes uur ’s morgens had je het zogenaamde werklozenuurtje. Dan mocht je kosteloos zwemmen.’
Er liggen honderd van die stoeptegels, een project van kunstenares Ida van der Lee. Zo legde ze de herinneringen aan het oude Hop letterlijk vast in het straatbeeld van het nieuwe Hop. De tegels zullen slijten, meende ze, net als de herinneringen.

Niet bij ons. Alles wat er niet meer is staat scherp op ons netvlies. Daar is de demp, een dichtgegooid afwateringsslootje achter de huizen langs, sluiproute voor mijn vervolgde neven. De rolstoel kan er nauwelijks door heen. We loeren over de schutting en zien het totaal vervallen huis van onze neven. Het altijd propere erf is een vuilnisbelt. De toegang naar de benedenvloerse hut gaat schuil onder troep. Er komen twee bewoners met een hond op ons af. Wat we aan het doen zijn? Het wordt een vriendelijk gesprekje dit keer.

Vergane glorie: het woonhuis van mijn glorieuze neven.

Vergane glorie: het woonhuis van mijn glorieuze neven.

Als we het Vissershop verlaten en de kluft op lopen naar de Zuiddijk wijst de oudste neef zijn vluchtroutes aan, als ze hem weer eens te grazen wilden nemen. Hij was vogelvrij in zijn eigen buurt. Heb je dan een rot jeugd gehad, vraag ik. Nou dat ook weer niet, antwoordt hij, maar ik heb wel mijn hele leven het gevoel gehad nergens bij te horen. En bij je familie dan, wil ik zeggen, maar besef dat wij er natuurlijk zelden waren. Een paar dagen logeren en een paar verjaardagen per jaar. En net zo vrijblijvend als nu. Wij hebben er nooit spitsroeden moeten lopen. Eenmaal op de Zuiddijk zwijg ik en neem me voor nooit meer te spreken van die goeie ouwe tijd.

3 reacties op “‘Joden’ op het Hop”

  1. Teunis zegt:

    Jelte,
    Heb je verhaal verslonden, wat vakkundig en mooi geschreven, alles goed geobserveerd en naar waarheid en integer op papier gezet.
    Het verhaal dat je me vorige keer over onze buurman vertelde heeft me wel bezig gehouden, maar het verklaart wel de afstand die mijn vader naar hem had.
    Het gevoel nergens bij te horen heeft altijd een rol gespeeld,maar ervaar nu de ontmoetingen en contacten met onze familie als een warm bad.
    Hartelijke groet, je neef.

  2. Els zegt:

    Weer een stukje mooie geschiedenis van Zaandam. Ik verzamel ook oude ansichtkaarten van Zaandam, en dat als Assendelver nog wel! Met dat dorp heb ik eigenlijk niet veel. Ik hang elke dag wel even rond in Zaandam.
    Mijn oma was geboren op de Krimp: familie Zwikker,veehouderij. Heb toch wel iets met Zaandam. En alles rond de houthaven van vroeger, verhalen en zo. Ik krijg er geen genoeg van.
    Mooi geschreven artikel over deze aparte buurt Vissershop

  3. Jelte Rep zegt:

    Wil je meer lezen over het Vissershop, kijk dan eens op de site Rozema-stamboom en vermaak je met de belevenissen, die mijn neef Teunis Roode beschrijft in het verhaal ‘Luilak aan de Zaan’. http://www.rozema-stamboom.nl/verhaal_luilak.html
    Veel plezier met het lezen.

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image