Wat vind ik op de heide? (1)

Westerheide Hilversum
De Westerheide in bloei.

Wat vind ik op de heide? Mijn biologieleraar, dr. W. J. Prud’homme van Reine – kortweg Prutje – schreef destijds boekjes met dergelijke titels. Wat vind ik aan het strand? Wat vind ik in sloot en plas?  Wat vind ik in bos en duin? Wat vind ik in de duinen? Maar kennelijk was de heide hem te ver. Hij had betere dingen te doen dan zijn leerlingen vermoeien met plantjes die ver buiten de Zaanstreek lagen. Sinds 1938 werkte hij vastberaden op het Zaanlands Lyceum. ‘De geringe belangstelling in de Zaanstreek voor de natuur is werkelijk diep treurig’, verzuchtte hij eens, ‘maar ik ben wel van plan hierin verandering te brengen’. Zaankanters hadden niet veel op met de natuur. ‘Weer een boom staat ken je niet kaike”, zeiden ze.

De Gooise hei staat momenteel in volle bloei en kleurt paars zo ver je kan kijken. Maar als ik daar loop, ben ik toch meer bezig met de geschiedenis dan met de bloeiwijze en voorkomen van de Calluna vulgaris (struikheide). Prutje zou het begrijpen, ik was niet zijn beste leerling.

Bewegen!
Het is niet vanwege Prutje maar meer in het belang van ons lichamelijk welzijn dat mijn eega en ik zo vaak als kan een rondje heide lopen. Een mens moet een uur per dag bewegen wil hij niet ten prooi vallen aan allerlei lichamelijk ongemak of een vroege en oncomfortable dood. We hebben het geluk dat we thuis al in de wandelschoenen kunnen stappen en al na een paar minuten op de heide staan.

Jacon van Campenlaan, Hilversum
De Jacob van Campenlaan in de jaren ’50
van de vorige eeuw.

De geschiedenis begint pal om de hoek. De Jacob van Campenstraat is een van de groene armen, die stadsarchitect W. M.  Dudok aan Hilversum gaf om naar de omringende natuur te reiken. Ooit was dit de muzikaalste straat van Nederland; ze werd overbevolkt door de leden van de omroeporkesten. De bomen reiken tegenwoordig boven de flats uit, de musici hebben plaats gemaakt voor veelkleurigheid en een aantal gebouwen zal binnenkort worden gesloopt.

De heidevelden in het Gooi, nu oases van rust binnen de hectische Randstad, waren vroeger tamelijk druk bevolkte gebieden. Al vanaf 1500 voor Christus. Germanen (Saksen), Franken en Friezen liepen hier eerder rond. Het was toen bebost. Pas toen de bomen gekapt werden ontstond de heide. Schapen en afplaggen hielden de heide in stand. Tegenwoordig lopen er runderen rond, Highlanders, alleen deze weken niet. Ze zijn kennelijk op vakantie. De heide baadt in het zonlicht. Graffitti van vliegtuigen ontsiert de diepblauwe hemel. De eega spot een hert. Meestal is dat een voorbode van een kudde, maar deze is zielsalleen.

Hert gespot
Als je goed kijkt zie je het hert.

Twee dezelfde schoenen
We lopen in oostelijke richting, richting Laren. Het pad is heel smal. Je moet goed uitkijken waar je je voeten zet om niet je enkel te verzwikken. Ik moet denken aan mijn over-overgrootvader Tiete Rozema, die ook heel wat afgelopen heeft en nog wel op twee dezelfde schoenen. Hij nam als infanterist deel aan de Tiendaagse Veldtocht (1831). Het leger maakte geen verschil tussen linker- en rechtervoeten en als je je schoenen regelmatig wisselde versleten ze ook regelmatiger. Tiete moest vanuit Akkerwoude (Friesland) naar Kampen aan de IJssel lopen, vervolgens naar Willemstad aan het Hollands Diep om er te marcheren en te exerceren, toen naar Gilze-Rijen, en vandaar als stoottroeper naar België: Alphen, Poppel, Den Eel (vuurgevecht), Turnhout (opnieuw vuurgevecht), IJzeren Berg, richting Leuven (wapenstilstand). Toen terug naar Gilze-Rijen en vervolgens Willemstad en uiteindelijk weer naar Friesland. Ondanks dat vele lopen heeft Tiete niet lang geleefd. Hij stierf op 38-jarige leeftijd – in de gevangenis van Leeuwarden. Zelfmoord, denkt de familie.

Olympisch Hilversum
We naderen de rand van Laren. Hier herinnert een bord aan de olympische spelen van 1928, die zich voor een deel op deze  heide afspeelden. De olympische geschiedenis van Hilversum duurde acht dagen en drie uren en begon op 3 augustus, 10 uur, met de veldloop in de moderne vijfkamp. De koningin was er (ze zat op een krukje) en de NS hadden goedkope treinen ingezet om voor veel publiek te zorgen. Op 9 augustus volgden de ruiterwedstrijden, die voor de eerste Nederlandse files zorgden. Een aantal marechaussees hield het publiek in bedwang. De krant rapporteerde: ‘Het was een prachtig gezicht, toen om half 6 de zon over de dampende heide opging. Een koeienhoeder dreef gemoedelijk langzaam zijn kudde over het paarse veld en scheen niet eens te merken, dat op eenige meters afstand iets gebeurde, waarin door schier alle landen van de wereld belang werd gesteld!’

Een andere krant ergerde zich aan het gedrag van de toeschouwers. ‘Men schijnt te denken, dat het aanmoedigen, dat zwemmers, wielrijders, voetballers, enz pleizierig vinden, ook bij deze sport op zijn plaats is. En natuurlijk is het juist verkeerd, want het beangstigt het paard.’ Ondanks dit ergerlijke publiek deden de Nederlandse ruiters het heel goed en zouden de volgende dag in Amsterdam goud winnen.

Publiek bij olympische spelen
Het publiek juicht de ruiters toe. Foei!

Na acht dagen was het olympische feestje voor Hilversum over, maar het zinderde nog een tijdje door. Nauwelijks een weekje later was prins Hendrik alweer terug bij de paarden in Hilversum. Hij reikte een door hem zelf beschikbaar gestelde beker uit aan ruiter Van den Berge. Ook daar was kritiek op. Een kamerlid fulmineerde: ‘Het heeft ons meer dan droevig gestemd, dat Z.K.H. de Prins der Nederlanden Zondag een bezoek aan Hilversum bracht ter bijwoning van de sportfeesten. [..] Ontzettend, dat een lid van het Vorstenhuis voortgaat in het ontheiligen van Gods dag en zich bevindt te middden van een joelende menigte. Ontferme God zich over ons zinkend volk en Vorstenhuis’.

Auberge La Provence
We zijn nu bij de eetschuur La Place. Ooit was dit het chique restaurant ‘Auberge La Provence’, waar de collega’s en ik vele jaren geleden geheel in stijl afscheid hebben genomen van NCRV-regisseur Rob Mariouw Smit. Rob maakte prachtige kunstfilms en cultuurprogramma’s en had bovenal veel smaak. Dus niemand keek ervan op dat Rob voor een afscheid in Auberge La Provence koos, alleen de boekhouder van de NCRV. De auberge had een prachtig assortiment wijnen. De goedkoopste wijn kostte er vijftig gulden en we hebben heel wat geproost op nog heel veel gelukkige jaren. Niet tevergeefs overigens: Rob is inmiddels 91 jaar oud en woont nog steeds met zijn vrouw op hun prachtige plekje in Italië. De auberge is in de brand gevlogen en verwoest. Nu heeft V&D er zijn La Place met een prettig terras.

Opletten nu: we moeten de drukke N525 oversteken naar de Zuiderheide.

Wordt vervolgd.

Eén reactie op “Wat vind ik op de heide? (1)”

  1. Diny G. de Jong zegt:

    Rob Mariouw Smit, die in Auberge de la Provence afscheid nam, is op donderdag 15 september 2011 overleden in Engeland. Een half jaar nadat hij zijn mooie stulpje in Italie heeft verkocht; nog 6 maanden bij zijn zoon Robert op Bali heeft doorgebracht en precies een maand na aankomst in hun nieuwe huis in Engeland aan hartfalen is overleden.
    Zijn vrouw Norma, zoon Robert, familie en enkele vrienden uit Italie en Nederland hebben hem eergisteren op donderdag 29 september te ruste gelegd op Michael’s Natural Berial Ground in Wiltshire. Een zonovergoten ceremonie met Italiaanse temperaturen waren het decor van zijn laatste reis. Hij ruste in vrede.

Laat een reactie achter

*
Om te voorkomen dat er veel nep reacties worden geplaatst is deze code verplicht
Anti-Spam Image